Het Schip van Michel de Klerk zal binnenkort ingrijpend worden gerestaureerd, zo heeft de eigenaar van het pand, woningcorporatie Eigen Haard bekend gemaakt. Als onderdeel van de verbetering van de Spaarndammerbuurt wordt het gebouw in Amsterdamse School stijl van architect Michel de Klerk vanaf de tweede helft van 2015 onder handen genomen. De verwachting is dat de werkzaamheden ruim een jaar in beslag gaan nemen tot medio 2017. De bewoners worden gedurende deze tijd overgeplaatst, maar mogen indien gewenst daarna weer terugkeren.
Eigen Haard meldt dat het blok zo veel mogelijk wordt teruggebracht in de oorspronkelijke staat. Dakpannen en monumentale trappen worden hersteld. Bij een eerdere renovatie uit 1978 werden nieuwe stenen gebruikt ter verduurzaming, maar deze weken af van de originelen. Deze worden nu weer vervangen voor stenen welke niet van de oorspronkelijke zijn te onderscheiden. Ook het voegwerk wordt op die plaatsen hersteld.
Naast regulier groot onderhoud en renovaties worden er ook technische verbeteringen aan de woningen en installaties aangebracht. De funderingen worden vernieuwd, het metselwerk wordt waar nodig hersteld en zowel de muren van de woningen als het dak worden geïsoleerd. Ook komt er dubbel glas in de kozijnen. Het dubbel glas wordt uitgevoerd in modern monumentenglas. Voor het bekostigen van de renovatie wordt bijna een kwart van de woningen geliberaliseerd, afhanklijk van de bewoners die na de renovatie terug willen keren.
Tegelijk met de renovatie wordt ook de school in het blok aangepakt. De huidige gebruiker is basisschool de Catamaran, maar deze verhuist naar een andere locatie in de naastgelegen Houthavens. Museum Het Schip, het museum voor de Amsterdamse School zal vervolgens intrek nemen in de 12.000m2 vrijgekomen ruimte. Het totale kostenplaatje voor de renovatie komt op zo'n 14 miljoen euro uit. De financiering hiervoor komt naast Eigen Haard ook bij het stadsdeel en de provincie Noord-Holland vandaan.
Naast Het Schip wordt ook een ander blok van Michel de Klerk gerenoveerd. Het blok aan het Spaarndammerplantsoen, op een steenworp afstand werd enkele jaren eerder ontworpen en zal na Het Schip aan de beurt zijn.
Zie ook:
Restauratie Het Schip kost miljoenen
Bron:
- Spaarndammer Journaal, (2014) uitgave Eigen Haard
Foto: SPQA
Lees meer...
30 jul 2014
8 jul 2014
13 & 14 september Open Monumentendagen 2014
Op zaterdag 13 en zondag 14 september 2014 zullen vele monumenten door het hele land weer worden opengesteld voor het publiek. Het thema van dit jaar is Op Reis. Dit biedt de opengestelde monumenten de kans om een verhaal te vertellen over reizen, vervoer en transport, maar aangezien 2014 tevens het jaar van het mobiele erfgoed is, zal dit ook worden meegenomen. Verwacht daarom dan ook de mogelijkheid om in bijzondere historische voertuigen te kijken of tours te maken.
Het definitieve programma wordt via social media in de loop van de tijd bekendfgemaakt.
In Amsterdam, waar het programma wordt verzorgd door het Bureau Monumenten & Archeologie Amsterdam (BMA) is men al druk bezig om het thema te vertalen naar Amsterdamse bezienswaardigheden en excursies.
Zie voor meer informatie op:
amsterdam.nl
Lees meer...
Het definitieve programma wordt via social media in de loop van de tijd bekendfgemaakt.
In Amsterdam, waar het programma wordt verzorgd door het Bureau Monumenten & Archeologie Amsterdam (BMA) is men al druk bezig om het thema te vertalen naar Amsterdamse bezienswaardigheden en excursies.
Zie voor meer informatie op:
amsterdam.nl
Lees meer...
Labels:
Amsterdam,
Excursie,
Nieuws,
Open Monumentendagen
3 jul 2014
Ceintuurtheater in oude staat hersteld
Het Ceintuurtheater aan de Ceintuurbaan in De Pijp van architect Willem Noorlander wordt momenteel verbouwd. Het lijkt er op dat het gebouw veel van haar oude glorie terugkrijgt. Zo zijn oude lantaarns weer opnieuw vervaardigd, zijn de oude langgerekte driehoekige ramen weer opengebroken en gevuld met glas en lood en zijn de smeedijzeren ornamenten waarin de naam van het oude speelhuis is verwerkt gerenoveerd.
Voor de meesten zal het gebouw bekender zijn als keukenwinkel Houtsma, geschilderd in grijs en wit, in de staat waarin het de afgelopen jaren verkeerde. Op oude foto's en de presentatietekening lijkt de nieuwe beige teint weldegelijk de oorspronkelijke kleur van Het Stinkerdje, zoals de bioscoop ook bekend stond. Deze naam sloeg echter op een eerder op deze plek gelegen bioscoop, waar geen goede luchtverversing was. Ondanks dat de nieuwe in 1921 opgeleverde bioscoop wel goed functioneerde, bleef de naam kleven.
klik voor groter formaat
Foto's: SQPA, behalve:
- Noorlander, presentatietekening
- Historische foto: Spaarnestad Photo via Geheugen van Nederland
Bron:
- Kramer, W & Rogge, C. (1995) Het Stinkerdje, bioscoop aan de Ceintuurbaan, Ploughman
Lees meer...
Voor de meesten zal het gebouw bekender zijn als keukenwinkel Houtsma, geschilderd in grijs en wit, in de staat waarin het de afgelopen jaren verkeerde. Op oude foto's en de presentatietekening lijkt de nieuwe beige teint weldegelijk de oorspronkelijke kleur van Het Stinkerdje, zoals de bioscoop ook bekend stond. Deze naam sloeg echter op een eerder op deze plek gelegen bioscoop, waar geen goede luchtverversing was. Ondanks dat de nieuwe in 1921 opgeleverde bioscoop wel goed functioneerde, bleef de naam kleven.
klik voor groter formaat
Foto's: SQPA, behalve:
- Noorlander, presentatietekening
- Historische foto: Spaarnestad Photo via Geheugen van Nederland
Bron:
- Kramer, W & Rogge, C. (1995) Het Stinkerdje, bioscoop aan de Ceintuurbaan, Ploughman
Lees meer...
Labels:
Amsterdam Zuid,
Art-Déco,
Bioscoop,
Ceintuurtheater,
De Pijp,
Noorlander
30 jun 2014
Boek: Egbert Reitsma (1892 - 1976), meester in baksteen
Deze maand is bij uitgeverij Noordboek een nieuw boek verschenen over de Groningse architect Egbert Reitsma. Toevallig bespraken wij onlangs deze architect al in een artikel over de Groningse Amsterdamse School, waar we hem uitlichtten om zijn unieke architectuur. De auteur van het boek, Kees van der Ploeg, geeft echter direct al aan dat hij een sterkere relatie legt met Noord-Duitse baksteen architectuur uit het begin van de twintigste eeuw. Vooral het rijke en brede oeuvre met prachtige composities in kleur en vorm maakt het opvallend dat er lange tijd een gebrek aan geschreven materiaal over deze architect was. Een gat dat nu is opgevuld met de nieuwe publicatie van 160 pagina’s met beeldmateriaal van Teo Krijgsman.
De drang om de werken van Egbert Reitsma te fotograferen is bij Teo Krijgsman ontstaan in 2006 toen hij voor het eerst gebouwen van Reitsma zag, die hem bijzonder troffen: in Zuidlaren het Noorder Sanatorium en in Appingedam de gereformeerde kerk. “Uiteraard leek het me erg fijn om een boek te maken met al het werk van Reitsma. Ik nam kontakt op met de erven Reitsma, die speelden ook al met die gedachte. In 2008 viel alles op zijn plek toen bekend werd dat uitgeverij Noordboek (Friese Pers Boekerij) daadwerkelijk zo'n boek wilde uitgeven.” Krijgsman nam het fotowerk voor zijn rekening, de tekst zou worden geschreven door Kees van der Ploeg historicus en hoogleraar aan de Universiteit Groningen. Het project heeft door allerlei oorzaken (o.a. de crisis) veel vertraging opgelopen, maar nu is het boek daadwerkelijk verschenen. Het is prachtig en effectief vorm gegeven door Sabine Mannel van Neon Design, uit Amsterdam.
Egbert Reitsma (1892-1976) werkte het grootste deel van zijn leven in de noordelijke provincies van het land. Zo zijn zijn meeste werken te vinden in een gebied dat zich strekt van Leeuwarden tot Emmen met enkele uitschieters verder naar het zuiden. Na en korte periode in de leer bij zijn vader heeft hij een belangrijk deel van zijn opleiding bij architect Willem Kromhout gevolgd. Wat hij mee terug nam naar zijn geboortestreek was een interesse voor moderne vormgeving en architectuur. Bij kunstenaarsvereniging De Ploeg vond hij gelijkgestemden en de grond om theorie en idee verder te ontwikkelen tot een lokale variant van het expressionisme.
Het werk van Reitsma is bijzonder herkenbaar. Opvallend in zijn werk is onder andere de aandacht voor kleur. In verschillende van zijn kerken zijn de houten plafonds beschilderd met uitbundige abstracte versieringen die een eenheid vormen met het eveneens kleurrijke glas in lood, houten details en het meubilair. De exterieurs vormen vaak een robuuste en gesloten, maar expressieve opbouw van donkere mondstenen, stenen die dichter bij de brandhaard werden gelegd zodat ze sinterden en vervormden. Ook worden de bouwwerken regelmatig vergezeld door uit bakstenen gehouwen beeldhouwwerk, welke hij zelf ter plekke vervaardigde.
Een belangrijk deel van het oeuvre van Reitsma wordt ingenomen door de (meestel gereformeerde) kerken die hij bouwde, maar hij ontwierp ook villa’s, het Noorder Sanatorium en later in zijn carrière kantoorgebouwen. Zijn werk strekt zich uit tot na de Tweede Wereldoorlog, toen de Amsterdamse School al lang voorbij was en hij sterker werd beïnvloed door het gangbaar geworden Nieuwe Bouwen. De publicatie besteedt echter de meeste aandacht aan het voovooroorlogse werk. Reitsma overleed in 1976 te Glimmen op 84-jarige leeftijd.
Het boek Egbert Reitsma, meester in baksteen, is online te bestellen via uitgever Noordboek.
Foto's: Teo Krijgsman
Bron:
- Laan, M van der, De artistieke durf van Egbert Reitsma (interview met Kees van der Ploeg) in: Dagblad van het Noorden (27 juni 2014)
Lees meer...
De drang om de werken van Egbert Reitsma te fotograferen is bij Teo Krijgsman ontstaan in 2006 toen hij voor het eerst gebouwen van Reitsma zag, die hem bijzonder troffen: in Zuidlaren het Noorder Sanatorium en in Appingedam de gereformeerde kerk. “Uiteraard leek het me erg fijn om een boek te maken met al het werk van Reitsma. Ik nam kontakt op met de erven Reitsma, die speelden ook al met die gedachte. In 2008 viel alles op zijn plek toen bekend werd dat uitgeverij Noordboek (Friese Pers Boekerij) daadwerkelijk zo'n boek wilde uitgeven.” Krijgsman nam het fotowerk voor zijn rekening, de tekst zou worden geschreven door Kees van der Ploeg historicus en hoogleraar aan de Universiteit Groningen. Het project heeft door allerlei oorzaken (o.a. de crisis) veel vertraging opgelopen, maar nu is het boek daadwerkelijk verschenen. Het is prachtig en effectief vorm gegeven door Sabine Mannel van Neon Design, uit Amsterdam.
Egbert Reitsma (1892-1976) werkte het grootste deel van zijn leven in de noordelijke provincies van het land. Zo zijn zijn meeste werken te vinden in een gebied dat zich strekt van Leeuwarden tot Emmen met enkele uitschieters verder naar het zuiden. Na en korte periode in de leer bij zijn vader heeft hij een belangrijk deel van zijn opleiding bij architect Willem Kromhout gevolgd. Wat hij mee terug nam naar zijn geboortestreek was een interesse voor moderne vormgeving en architectuur. Bij kunstenaarsvereniging De Ploeg vond hij gelijkgestemden en de grond om theorie en idee verder te ontwikkelen tot een lokale variant van het expressionisme.
Het werk van Reitsma is bijzonder herkenbaar. Opvallend in zijn werk is onder andere de aandacht voor kleur. In verschillende van zijn kerken zijn de houten plafonds beschilderd met uitbundige abstracte versieringen die een eenheid vormen met het eveneens kleurrijke glas in lood, houten details en het meubilair. De exterieurs vormen vaak een robuuste en gesloten, maar expressieve opbouw van donkere mondstenen, stenen die dichter bij de brandhaard werden gelegd zodat ze sinterden en vervormden. Ook worden de bouwwerken regelmatig vergezeld door uit bakstenen gehouwen beeldhouwwerk, welke hij zelf ter plekke vervaardigde.
Een belangrijk deel van het oeuvre van Reitsma wordt ingenomen door de (meestel gereformeerde) kerken die hij bouwde, maar hij ontwierp ook villa’s, het Noorder Sanatorium en later in zijn carrière kantoorgebouwen. Zijn werk strekt zich uit tot na de Tweede Wereldoorlog, toen de Amsterdamse School al lang voorbij was en hij sterker werd beïnvloed door het gangbaar geworden Nieuwe Bouwen. De publicatie besteedt echter de meeste aandacht aan het voovooroorlogse werk. Reitsma overleed in 1976 te Glimmen op 84-jarige leeftijd.
Het boek Egbert Reitsma, meester in baksteen, is online te bestellen via uitgever Noordboek.
Foto's: Teo Krijgsman
Bron:
- Laan, M van der, De artistieke durf van Egbert Reitsma (interview met Kees van der Ploeg) in: Dagblad van het Noorden (27 juni 2014)
Lees meer...
Labels:
Amsterdamse School,
Boek,
De Ploeg,
Egb. Reitsma,
Groningen,
Publicatie
28 jun 2014
Ad Grimmon, Interieurarchitect en kleurmeester
In het laatste nummer van het tijdschrift Amstelodamum stond een uitgebreid artikel over interieurarchitect en meubelontwerper Ad Grimmon (1883-1953). Het artikel is geschreven door een achternicht van de architect, Cilly Jansen, tevens architectuurhistorica. Ad Grimmon werkte lange tijd als gemeentelijk interieur architect en was zo onder andere verantwoordelijk voor het interieur van het Amsterdamse stadhuis (Prinsenhof, nu Hotel The Grand).
Aan de hand van een portret, waarin zij de gelaatstrekken van haar eigen familieleden herkende, ging zij op onderzoek uit naar haar verre oud-oom. Zij kreeg daarbij de hulp van het Amsterdam Museum, dat een deel van zijn werk in de collectie heeft opgenomen.
Na een leerperiode aan de Ambachtsschool en het befaamde bureau van Eduard Cuypers, werkte Grimmon als meubelontwerper voor meubelwinkel ’t Woonhuys. Na een reis naar Zuid-Amerika met Barend van den Nieuwen Amstel keerde hij terug naar Amsterdam, waar hij aan de slag kon bij Publieke Werken. Ad Grimmon werkte lange tijd in de stijl van de Amsterdamse School, maar groeide, net als andere architecten, langzaam richting het Nieuwe Bouwen.
Veel van zijn werk is inmiddels verdwenen, maar Jansen heeft toch een uitgebreide oeuvrelijst weten op te stellen. Opvallend hierop zijn het interieur van een woonhuis aan de De Lairessestraat 39, het Wilhelmina Gasthuis en het Stationsgebouw van Schiphol.
Het artikel verscheen in de juni-uitgave van het tijdschrift Amstelodamum. Voor degenen die het tijdschrift niet op de mat ontvangen is het betreffende nummer ook te verkijgen bij uitgeverij Bas Lubberhuizen.
Daarnaast is er een uitgebreide website opgezet met meer beeldmateriaal en een bredere uitwerking van verschillende thema’s.
Bron: adgrimmon.nl
Lees meer...
Aan de hand van een portret, waarin zij de gelaatstrekken van haar eigen familieleden herkende, ging zij op onderzoek uit naar haar verre oud-oom. Zij kreeg daarbij de hulp van het Amsterdam Museum, dat een deel van zijn werk in de collectie heeft opgenomen.
Na een leerperiode aan de Ambachtsschool en het befaamde bureau van Eduard Cuypers, werkte Grimmon als meubelontwerper voor meubelwinkel ’t Woonhuys. Na een reis naar Zuid-Amerika met Barend van den Nieuwen Amstel keerde hij terug naar Amsterdam, waar hij aan de slag kon bij Publieke Werken. Ad Grimmon werkte lange tijd in de stijl van de Amsterdamse School, maar groeide, net als andere architecten, langzaam richting het Nieuwe Bouwen.
Veel van zijn werk is inmiddels verdwenen, maar Jansen heeft toch een uitgebreide oeuvrelijst weten op te stellen. Opvallend hierop zijn het interieur van een woonhuis aan de De Lairessestraat 39, het Wilhelmina Gasthuis en het Stationsgebouw van Schiphol.
Het artikel verscheen in de juni-uitgave van het tijdschrift Amstelodamum. Voor degenen die het tijdschrift niet op de mat ontvangen is het betreffende nummer ook te verkijgen bij uitgeverij Bas Lubberhuizen.
Daarnaast is er een uitgebreide website opgezet met meer beeldmateriaal en een bredere uitwerking van verschillende thema’s.
Bron: adgrimmon.nl
Lees meer...
25 jun 2014
De voorgeschiedenis van de Marine Insurance Company Ltd. (Rokin 69)
Aan het Rokin 69, naast het nieuwe kantoor van het NRC, staat een alleraardigst Art Nouveau pand dat niemand in Amsterdam zal zijn ontgaan. Het is een rijksmonument van de architect Gerrit van Arkel en is gebouwd in 1901 als hoofdkantoor voor de Marine Insurance Company Ltd., een verzekeringsmaatschappij. Het pand is gebouwd in de periode van exponentiële groei van (financieel) Amsterdam uit het begin van de twintigste eeuw. Het toont samen met haar moderne buur hoe er door de altijd doormalende economie altijd een behoefte zal bestaan om een gezichtsbepalende locatie in de binnenstad te exploiteren. Dat daarbij de historie van een locatie wordt herschreven is op zo een moment van secundair belang. Ook het ontwerp van het Marine Insurance gebouw was op zijn minst controversieel bij de bouw. Gelukkig verworden ook moderne gebouwen op een gegeven moment tot historisch erfgoed. Na honderd jaar is het iconische gebouw van Van Arkel inmiddels een welkome toevoeging aan het Rokin. Een lot dat wellicht ook het NRC gebouw ooit zal meemaken.
De historie van een locatie hoeft ook niet altijd helemaal als verloren te worden beschouwd. Met een artikel over de geschiedenis van de locatie van vóór het Marine Insurance zorgt het weblog Amsterdams Verleden dat het nooit uit het collectief geheugen zal verdwijnen.
Het artikel op het blog van Ilja Mostert, archeoloog, vormt een interessant kijkje in de geschiedenis van het Rokin en de vele Middeleeuwse kloosters die de stad rijk was.
Bekiijk het artikel op:
amsterdamsverleden.nl
Gerrit van Arkel
Gerrit van Arkel was samen met F.M.J. (François) Caron de belangrijkste vertegenwoordiger van de Art Nouveau of Jugendstil in Amsterdam. In een tijd dat de architectuur sterk werd beïnvloed door het strenge zakelijke modernisme van Berlage welke een einde maakte aan het uitbundige tijdperk Pierre Cuypers, lukte het deze twee architecten om de decoratieve elementen van Cuypers' architectuur een moderne en expressionistische slag mee te geven. Hoewel Van Arkel aan het begin van zijn carrière voornamelijk bouwde in neo stijlen, kwam er rond 1894 een omslag naar de florale en organische motieven van de Jugendstil.
Uiteindelijk zou Van Arkel rond de 80 panden in Amsterdam bouwen of verbouwen, waaronder voornamelijk winkels, kantoren en de diamantslijperij van Asscher in de Pijp.
Zie voor een kort overzicht van zijn belangrijkste werken de wikipedia pagina
Het pand aan Rokin 69 uit 1901 is een voorbeeld uit het hoogtepunt van zijn carriere en doet denken aan andere vergelijkbare kantoorpanden, zoals het Astoria gebouw voor de Eerste Hollandsche Levensverzekeringsbank aan de Keizersgracht (1904-1906) en de Buitenlandsche Bankvereeniging aan Damrak 80-81 (1904). In een later stadium zou Van Arkel steeds soberdere gebouwen ontwerpen die sterker aan de architectuur van Berlage doen denken met hier en daar elementen van de Amsterdamse School. Een voorbeeld is Huize Labor aan de Westermarkt 2 (1921).
Het pand is later meerdere malen uitgebreid. In 1913-1915 door Gerrit van Arkel (1858-1918) zelf en in 1948 door H.J. Breman, de latere compagnon van Van Arkel die het architectenbureau uiteindelijk ook heeft overgenomen, maar ook verantwoordelijk was voor het Lloyd Hotel. Het pand is tegenwoordig nog steeds in gebruik als kantoor, hoewel het op dit moment te huur staat aangeboden. Er is van het oorspronkelijke interieur niet veel meer over, op enkele details, zoals de trapleuning na.
Bronnen:
- Rokin 69 op het monumentenregister
- Kruidenier, M. (2001) De Beurs van Van Arkel, Amsterdam
Foto's:
- Marine Inspurance Company ltd: SPQA Amsterdam
- Gerrit van Arkel: wikipedia
Lees meer...
De historie van een locatie hoeft ook niet altijd helemaal als verloren te worden beschouwd. Met een artikel over de geschiedenis van de locatie van vóór het Marine Insurance zorgt het weblog Amsterdams Verleden dat het nooit uit het collectief geheugen zal verdwijnen.
Het artikel op het blog van Ilja Mostert, archeoloog, vormt een interessant kijkje in de geschiedenis van het Rokin en de vele Middeleeuwse kloosters die de stad rijk was.
Bekiijk het artikel op:
amsterdamsverleden.nl
Gerrit van Arkel
Gerrit van Arkel was samen met F.M.J. (François) Caron de belangrijkste vertegenwoordiger van de Art Nouveau of Jugendstil in Amsterdam. In een tijd dat de architectuur sterk werd beïnvloed door het strenge zakelijke modernisme van Berlage welke een einde maakte aan het uitbundige tijdperk Pierre Cuypers, lukte het deze twee architecten om de decoratieve elementen van Cuypers' architectuur een moderne en expressionistische slag mee te geven. Hoewel Van Arkel aan het begin van zijn carrière voornamelijk bouwde in neo stijlen, kwam er rond 1894 een omslag naar de florale en organische motieven van de Jugendstil.
Uiteindelijk zou Van Arkel rond de 80 panden in Amsterdam bouwen of verbouwen, waaronder voornamelijk winkels, kantoren en de diamantslijperij van Asscher in de Pijp.
Zie voor een kort overzicht van zijn belangrijkste werken de wikipedia pagina
Het pand aan Rokin 69 uit 1901 is een voorbeeld uit het hoogtepunt van zijn carriere en doet denken aan andere vergelijkbare kantoorpanden, zoals het Astoria gebouw voor de Eerste Hollandsche Levensverzekeringsbank aan de Keizersgracht (1904-1906) en de Buitenlandsche Bankvereeniging aan Damrak 80-81 (1904). In een later stadium zou Van Arkel steeds soberdere gebouwen ontwerpen die sterker aan de architectuur van Berlage doen denken met hier en daar elementen van de Amsterdamse School. Een voorbeeld is Huize Labor aan de Westermarkt 2 (1921).
Het pand is later meerdere malen uitgebreid. In 1913-1915 door Gerrit van Arkel (1858-1918) zelf en in 1948 door H.J. Breman, de latere compagnon van Van Arkel die het architectenbureau uiteindelijk ook heeft overgenomen, maar ook verantwoordelijk was voor het Lloyd Hotel. Het pand is tegenwoordig nog steeds in gebruik als kantoor, hoewel het op dit moment te huur staat aangeboden. Er is van het oorspronkelijke interieur niet veel meer over, op enkele details, zoals de trapleuning na.
Bronnen:
- Rokin 69 op het monumentenregister
- Kruidenier, M. (2001) De Beurs van Van Arkel, Amsterdam
Foto's:
- Marine Inspurance Company ltd: SPQA Amsterdam
- Gerrit van Arkel: wikipedia
Lees meer...
Labels:
Art Nouveau,
Binnenstad,
Gerrit van Arkel,
Kloosters,
Middeleeuwen,
Rokin
22 jun 2014
In all their glory: Schutterstukken terug in Koninklijk Paleis
Vandaag is door koning Willem-Alexander in het Koninklijk Paleis van Amsterdam een tentoonstelling geopend welke aandacht besteed aan 17e eeuwse schutterstukken. Voor de tentoonstelling zijn zeven van de oorspronkelijke achttien schilderijen geleend van het Amsterdam Museum en het Rijksmuseum op hun oude historische plek teruggehangen.
Bij deze gelegenheid zijn de Kleine en Grote Krijgsraadzalen ook te bezichtigen, welke normaal gesproken gesloten zijn.
In de Gouden Eeuw werd het Paleis nog als stadhuis gebruikt, waarbij de Krijgszalen door de Amsterdamse schutterijen in gebruik waren. Aan de hand van de grote werken werden alle betrokken schutters vereeuwigd. Niet alle stukken zijn in het Paleis te zien. Door middel van "magische vensters" worden de missende schilderijen getoond.
De tentoonstelling In All Their Glory is van 21 juni tot en met 31 augustus 2014 te bezichtigen.
Lees meer...
Bij deze gelegenheid zijn de Kleine en Grote Krijgsraadzalen ook te bezichtigen, welke normaal gesproken gesloten zijn.
In de Gouden Eeuw werd het Paleis nog als stadhuis gebruikt, waarbij de Krijgszalen door de Amsterdamse schutterijen in gebruik waren. Aan de hand van de grote werken werden alle betrokken schutters vereeuwigd. Niet alle stukken zijn in het Paleis te zien. Door middel van "magische vensters" worden de missende schilderijen getoond.
De tentoonstelling In All Their Glory is van 21 juni tot en met 31 augustus 2014 te bezichtigen.
Lees meer...
5 jun 2014
De Amsterdamse School in Groningen
De Amsterdamse School was, zoals de naam doet vermoeden, vooral een hoofdstedelijke aangelegenheid. Niet alleen is de stijl hier ontstaan, maar veruit de meeste gebouwen in deze stijl zijn in Amsterdam gebouwd. Zo nu en dan zorgden een bijzondere architect of een gebeurtenis in een andere stad voor een verhoogde concentratie Amsterdamse School gebouwen, zoals Hurks in Roosendaal of Dudok in Hilversum, als we hier al van Amsterdamse School kunnen spreken. Maar meer nog dan in andere middelgrote steden blijkt echter in Groningen precies die combinatie van omstandigheden te zijn voorgekomen die er voor zorgde dat hier de stijl uitbundig tot bloei kwam. Hoe heeft de Amsterdamse School zich zo uitgebreid in de noordelijke stad en provincie kunnen manifesteren en welke ontwikkelingen vormden de voedingsbron voor de stijl? Hoe uitte de stijl zich zo ver van haar geboortegrond en welke verschillen zijn er te ontwaren? SPQA weet het antwoord.
Excursie Amsterdamse School in Groningen
Afgelopen week vertrok een groep professionals en geïnteresseerden in architectuur en erfgoed onder leiding van SPQA op een uitgebreide vakinhoudelijke excursie naar Groningen om de antwoorden op bovengenoemde vragen te vinden. Groningen biedt een bijzonder oeuvre aan Amsterdamse School gebouwen. Waarschijnlijk is de stad, wanneer ook de regio wordt meegenomen, na Amsterdam de meest toonaangevende stad op het gebied van deze stijl. Het is geen wonder dat er dan ook veel over het fenomeen is gepubliceerd.
Dat een vrij lokale en unieke stijl als de Amsterdamse School in Groningen heeft kunnen aarden lijkt op het eerste gezicht vreemd, omdat beide steden rond 1920 sterk van elkaar verschilden. Toch zijn er ook overeenkomsten te ontdekken. De belangrijkste parallel met Amsterdam is dat Groningen rond 1900 een stad was die fungeerde als een hoofdstad van een gebied. In de omliggende noordelijke regio was Groningen veruit de belangrijkste stad. Net als in Amsterdam leidde dit tot een aantal bepalende ontwikkelingen.
Arbeiders en socialisme
Om te beginnen zorgde de positie van Groningen in de regio dat zij werkte als een magneet voor arme landarbeiders. Door de industrialisatie van het werk op het platteland, waren veel van hen werkloos geraakt en zij trokken naar de stad in hun zoektocht naar werk en woonruimte. Groningen was net als de meeste steden niet voorbereid op de grote toestroom (Groningen groeide tussen 1870 en 1900 van 38.528 naar 66.537 inwoners) en deze arbeiders kwamen in zeer slechte omstandigheden terecht. Zij werkten in de Groningse strokarton- en aardappelemeelindustrie of thuis als erwtenlezers en woonden in sloppenwijken in de stad. Door de toenemende ontevredenheid en kloof tussen arm en rijk wendden veel van hen zich tot het socialistische gedachtengoed, waar hen een betere en eerlijkere toekomst beloofd werd. Het socialisme bereikte uiteindelijk dat er na de invoering van de woningwet in 1902 betere woningen voor arbeiders gebouwd werden. Deze werden regelmatig gebouwd met moderne architectuuropvattingen, zoals de Amsterdamse School.
Vanaf 1918 werd in Groningen volop gebouwd door zowel de gemeente als door woningbouwcorporaties, vooral in het oosten van de stad. In onder andere het Blauwe Dorp in de Oosterparkwijk werden verschillende experimenten gebouwd op het gebied van arbeiderswoningen. Bijzonder is hier de kern van het stadswijkje, waar 19 boerderijen van stadsarchitect Jan Anthony Mulock Houwer staan, welke elk vier arbeiderswoningen bevat. Hieromheen is door onder andere S.J. Bouma, die later de functie van stadsarchitect had overgenomen, een stelsel van woningen gebouwd die met poorten en verhogingen een indruk van een kleine vesting geven. De bebouwing aan de Lindenlaan op de hoek met Irislaan is zeer spectaculair en geeft een goede indruk van de stedenbouwkundige éénheid van het plan.
De socialistische elite en de dienst Gemeentewerken
Echter, net als in Amsterdam had het socialisme in Groningen nauwelijks een revolutionair karakter. De groei van het socialisme ging in Nederland geleidelijk en met steun van een cultureel begane en maatschappelijk geëngageerde sociaal democratische elite. Deze elite bezorgde de sociaal democraten een groot aandeel in de stadsdeelraad en daarmee een flinke vinger in de pap bij gemeentelijke diensten zoals de Groningse Gemeentewerken (GW) Deze dienst schoof vervolgens ook stadsarchitecten met socialistische denkbeelden naar voren voor haar projecten. De stadsarchitect Siebe Jan Bouma bouwde zo verschillende kenmerkende scholen, bruggen en andere openbare gebouwen in de stijl van de Amsterdamse School. Een prachtig voorbeeld dat tevens het startpunt van de excursie was, is het kantoorgebouw van de dienst Gemeentewerken (GW) aan de Gedempte Zuiderdiep 96, gebouwd tussen 1925 en 1928 naar ontwerp van Bouma. Het gebouw heeft een spectaculaire glas in lood partij bij de trap en is versierd met beeldhouwwerk van Willem Valk.
Jo Boer Noorderbad, Bouma Siebe Jan Boumaschool, Bouma Gemeentewerken Groningen
De Ploeg
De eerder genoemde cultureel begane elite, zorgde ook voor een bovengemiddelde aandacht voor moderne kunst en cultuur. Door de verhoogde vraag ontstond ook de mogelijkheid voor een grote groep kunstenaars om zich te ontwikkelen. Zij organiseerden zich in kunstenaarskring De Ploeg. Hoewel de groep voornamelijk bestond uit schilders, bood zij echter ook plaats voor musici en architecten. De naam was een analogie met het ontginnen van de kunst, maar refereerde ook naar het agrarische karakter van de omgeving. Er was net als de Amsterdamse School geen manifest of school, maar in plaats daarvan bestond zij uit een verzameling sterke individuen en kenmerkt de kunst van De Ploeg zich door sterk expressionistische, contrasterende vlakken en kleuren en heftige penseelstreken. Het Groningse landschap was een belangrijk object, maar ook abstracte composities kwamen veel voor. Het is vooral deze abstractie en het gebruik van een grote kleurenrijkdom die ook terug te zien is in het werk van de Groningse architecten. De Ploeg bood een platform voor een actieve discussie over de functie van kunst en de relatie tussen architectuur en maatschappij.
Rijke boeren
Een andere ontwikkeling die vooral belangrijk was voor het uithoudingsvermogen van de Amstedamse School in Groningen was de aanwezigheid van rijke boeren in de omgeving. Waar in Amsterdam industriëlen, krantenmagnaten en eigenaren van warenhuizen een schijnbaar eindeloze rijkdom wisten te vergaren, waren het in het noorden de boeren die als grootgrondbezitters veel geld hadden verdiend door de lage lonen, door de invoering van machinaal werk en het verkrijgen van steeds meer grond door buitendijkse landwinning. De grote rijkdom was vooral tussen 1850 en 1880 ontstaan met het verbouwen van graan in een periode die men de “champagnejaren” zou gaan noemen. De boeren bouwden in eerste instantie kastelen van boerderijen, vaak in neostijlen, maar bij het rentenieren bouwden velen van hen liever een nieuw huis in een dorp. Zij lieten dit doen in een stijl volgens de nieuwste mode: De Amsterdamse School.
Zevenberg Villa Haren, Bouma Villa Nassaulaan, Reitsema Villa Usquert
Amsterdamse School kerken
Ten slotte was er nog een laatste ontwikkeling die in de omgeving speelde, welke zorgde voor weer een ander gebouwtype waarin de Amsterdamse School in Groningen groot kon worden. In de vele dorpen op het hogeland van de provincie zijn tientallen kerken te vinden in Amsterdamse School stijl.
Door het scheiden van kerk en staat in 1848 ontstond een kerkenwedloop van de verschillende religies. In de laat negentiende eeuw waren het nog de katholieke kerken die begonnen aan een inhaalslag om nieuwe kerken te bouwen. In Nederland was het Pierre Cuypers die gestalte gaf aan het verlangen om het katholicisme te vangen in een zekere bouwstijl. Als reactie hierop spoorde dit andere godsdiensten aan om op een vergelijkbare manier de visie op de essentie van het geloof om te zetten in architectuur. Met name de expressionistische vormen van de Amsterdamse School leenden zich uitstekend voor dit doel. Waar de katholieken veel bezig waren met imponeren, toonden verschillende protestanten gemeentes juist een soberheid met grote, strakke kozijnloze muren van bakstenen, waarbij vaak het enige daglicht van boven komt. De gereformeerde gemeente, die traditioneel meer nadruk legt op het samenkomen van de gelovigen, bouwde het liefst kerken met een compacte waaier- of kruisplattegrond, waar gelovigen dicht bij elkaar zaten. Maar ook de beleving van het geloof door het individu was belangrijk, hetgeen met kleuren of vormen kon worden versterkt. Een belangrijke Groningse architect die hiervan een bijzonder voorbeeld vormt en die talloze kerken bouwde was Egbert Reitsma.
Reitsma Kerk Appingedam, Reitsma Kerk Andijk, Reitsma Kerk Appingedam
De architecten van de Groningense Amsterdamse School
Anders dan in andere middelgrote steden, waar het vaak een éénling was die er de Amsterdamse School op de kaart zette, waren het in Groningen meerdere namen die gezamenlijk de beweging vorm gaven. Berend Jager, Willem Reitsema, Egbert Reitsma, Siebe Bouma, E. van Linge, J.A. Boer, Kuiler & Drewes en Albert Wiersema zijn enkele van de meest voorkomende namen. Twee van hen zijn al eerder genoemd en worden hieronder iets uitgelicht, omdat zij zich door functie of stijl onderscheidden van de anderen.
Siebe Jan Bouma (1899-1959)
Siebe Jan Bouma werkte zich van timmerman via een baantje als tekenaar bij de gemeente in 1920 op tot stadsarchitect en stedenbouwkundige van Groningen, waar hij uiteindelijk tot 1942 werkzaam was. In deze functie werkte hij onder andere met Berlage die in 1932 een Plan van Uitbreiding voor de stad maakte. Bouma ontwierp naast openbare gebouwen ook kleine bouwwerken als brugwachtershuisjes, transformatorhuisjes en paviljoens. De gemeente ontwikkelde daarnaast zelf veel woningbouw in de nieuwe uitbreidingswijken. Bouma maakte ook hiervoor de ontwerpen. Zijn bekendste werken zijn echter de zeven scholen die hij bouwde in dezelfde wijk en het hoofdkantoor voor de Gemeente Werken van Groningen, waar hij zelf ook werkzaam was. Bouma had hiernaast een grote interesse voor lokale architectuurgeschiedenis en was een actief lid van De Ploeg waar hij zich actief in de discussie over de rol van traditionele bouwtradities in de hedendaagse architectuur mengde. Bouma was de belangrijkste Amsterdamse School architect voor de stad Groningen.
Egbert Reitsma (1892-1976)
Reitsma (niet te verwarren met collega Willem Reitsema) werd geboren te Ulrum in een gereformeerd gezin. Net als vele architecten startte hij zijn carrière als timmerman/ aannemer. Architecten organiseerden zich rond deze tijd echter steeds beter en bij monde van een welstandscommissie dicteerden zijn steeds sterker een scheiding tussen bouwen en ontwerpen. Om toch te kunnen blijven ontwerpen, leerde Reitsma door om architect te worden. Zijn liefde voor de Amsterdamse School werd aangewakkerd nadat hij tijdelijk als leerling op het bureau van Willem Kromhout in Rotterdam in aanraking was gekomen met moderne bouwstijlen. Als gereformeerde architect bouwde hij echter veel kerken, welke hij sterk expressieve vormen meegaf en die met uitzinnig kleurgebruik van binnen werden versierd. Onder andere in Kollum (1924), Appingedam (1928) en Andijk (1929) bouwde hij kerken. Net als Bouma was Reitsma lid en zelfs bestuurslid van De Ploeg, en hij was tevens als schilder actief. Naast kerken bouwde Reitsma het Noorder Sanatorium Dennenoord in Zuidlaren uit 1935.
Verschillen en overeenkomsten
De Amsterdamse School in Groningen is erg herkenbaar en verschilt duidelijk van de stijl zoals deze in andere delen van het land voorkwam. Belangrijk hiervoor is het feit dat in Groningen de stijl in een iets latere periode op haar hoogtepunt was. Waar in Amsterdam de stijl rond 1930 was verdrongen door andere stijlen, was zij in Groningen nog tot diep in de jaren ‘30 populair. Vooral de villabouw in Amsterdamse School stijl duurde nog lang voort. Een verklaring kan zijn dat afstand in die tijd nog een grote vertragende factor was op de verspreiding van stijl. Ook betreft het hier vooral de eerder genoemde boeren villa’s. Deze boeren waren wel rijk, maar niet altijd op de hoogte van de allernieuwste ontwikkelingen in de kunst. Men wilde blijkbaar wel graag met de mode meelopen, maar niet zozeer vooroplopen.
Door de vertraging is het vooral het latere type Amsterdamse School dat in het noorden veel vertegenwoordigd is. Hier ligt de nadruk sterk op de bijzonder plastische compositie van gebouwonderdelen. Maar ook is de vormgeving sterker beïnvloed door abstracte, kubistische vormen dan door de ronde, organische vormen die in Amsterdam veel te vinden zijn en wordt er ook vaker gebruik gemaakt van moderne materialen, zoals stalen kozijnen, glasbouwstenen en beton. Maar misschien wel het meest zichtbare verschil is dat kleur een belangrijkere rol speelt. Waar in Amsterdam wit de meest voorkomende kleur voor houtwerk is, werd er in Groningen veelvuldig gebruikgemaakt van bont geschilderde kozijnen en dakranden. Ook werd er veel geëxperimenteerd met composities van verschillende kleuren bakstenen. Het kleurgebruik valt overal sterk op en komt voor van primaire kleuren, tot meer bijzondere kleurencombinaties als oranje met groen. Op sommige plekken, zoals het glas in lood raam van het kantoor van de Gemeentewerken en de kerk in Appingedam wordt kleur in bijzonder rijke composities toegepast, maar altijd als abstracte composities.
Reitsema Villa Usquert, Hoekzema Petrus Hendrikszstraat, Bouma Lindenlaan
De Excursie
Tijdens de excursie zijn alle verschillende kenmerken van de Groningse Amsterdamse School aan bod gekomen. Er zijn zowel sociale woningen, publieke gebouwen en villa’s voor de hogere klasses bezocht in zowel Groningen stad als de provincie. Als leidraad voor de zoektocht zijn enkele boeken aan te raden. Het boek Versteende Welvaart van Anja Reenders toont een handig overzicht van de verschillende panden in de provincie, maar hier mist de behandeling van de Amsterdamse School in Groningen stad. Dit hiaat bleek een kleine publicatie over architect Siebe Bouma uitstekend op te vullen. Tijdens de excursie was er ook de gelegenheid om het raadhuis in Usquert van Berlage te bezoeken. Hoewel geen Amsterdamse School in strikte zin, bood het een prachtig uitgangspunt om de stijl te vergelijken met andere stijlen uit de tijd.
Bronnen:
- Bolt, H. e.a. (2008), Willem Reitsema Tzn. (1885-1963): architect op het Hogeland
- Boon, Annet (1998), Jaarverslag restauraties in 1997, uit: Hervonden Stad
- Cusvellier, Sjoerd. & Kroeze, Anke, (1992) Bouwen & bewaren : S.J. Bouma, architect (1899-1959)
- Eliëns, T., (2010), Berlage in het noorden : een raadhuis voor Usquert
- Gemeente Groningen (2008), Bestemmingsplan Oosterparkwijk
- Gerritsen, Ineke (1992), S.J. Bouma, architect 1899-1959, Bouwen & bewaren
- Lonkhuyzen, L. Van (2014) Een zondvloed aan godshuizen in: Het Parool
- Raangs, Berend en Joris van Haaften (2000), Jaarverslag restauraties in 1999 uit: Hervonden Stad
- Raangs, Berend en Joris van Haaften (2009), Jaarverslag restauraties in 2008 uit: Hervonden Stad
- Reenders, A., Stolk, C., (2008), Versteende Welvaart, Amsterdamse School op het Groningse Hoogeland
- Woud, A. Van der (2010), Koninkrijk vol sloppen
- Reliwiki: Appingedam, Dijkstraat 73 - Gereformeerde Kerk, gevonden op: reliwiki
Foto's: SPQA Amsterdam, behalve:
- Siebe Jan Boumaschool: wikimedia
- Villa Haren: wikimedia
- Villa Nassaulaan: wikimedi
- Kerk Andijk: wikimedia
- Portret Siebe Jan Bouma: Groninger Museum
- Portret Reitsma: sneuperdokkum.blogspot.com
Lees meer...
Excursie Amsterdamse School in Groningen
Afgelopen week vertrok een groep professionals en geïnteresseerden in architectuur en erfgoed onder leiding van SPQA op een uitgebreide vakinhoudelijke excursie naar Groningen om de antwoorden op bovengenoemde vragen te vinden. Groningen biedt een bijzonder oeuvre aan Amsterdamse School gebouwen. Waarschijnlijk is de stad, wanneer ook de regio wordt meegenomen, na Amsterdam de meest toonaangevende stad op het gebied van deze stijl. Het is geen wonder dat er dan ook veel over het fenomeen is gepubliceerd.
Dat een vrij lokale en unieke stijl als de Amsterdamse School in Groningen heeft kunnen aarden lijkt op het eerste gezicht vreemd, omdat beide steden rond 1920 sterk van elkaar verschilden. Toch zijn er ook overeenkomsten te ontdekken. De belangrijkste parallel met Amsterdam is dat Groningen rond 1900 een stad was die fungeerde als een hoofdstad van een gebied. In de omliggende noordelijke regio was Groningen veruit de belangrijkste stad. Net als in Amsterdam leidde dit tot een aantal bepalende ontwikkelingen.
Arbeiders en socialisme
Om te beginnen zorgde de positie van Groningen in de regio dat zij werkte als een magneet voor arme landarbeiders. Door de industrialisatie van het werk op het platteland, waren veel van hen werkloos geraakt en zij trokken naar de stad in hun zoektocht naar werk en woonruimte. Groningen was net als de meeste steden niet voorbereid op de grote toestroom (Groningen groeide tussen 1870 en 1900 van 38.528 naar 66.537 inwoners) en deze arbeiders kwamen in zeer slechte omstandigheden terecht. Zij werkten in de Groningse strokarton- en aardappelemeelindustrie of thuis als erwtenlezers en woonden in sloppenwijken in de stad. Door de toenemende ontevredenheid en kloof tussen arm en rijk wendden veel van hen zich tot het socialistische gedachtengoed, waar hen een betere en eerlijkere toekomst beloofd werd. Het socialisme bereikte uiteindelijk dat er na de invoering van de woningwet in 1902 betere woningen voor arbeiders gebouwd werden. Deze werden regelmatig gebouwd met moderne architectuuropvattingen, zoals de Amsterdamse School.
Vanaf 1918 werd in Groningen volop gebouwd door zowel de gemeente als door woningbouwcorporaties, vooral in het oosten van de stad. In onder andere het Blauwe Dorp in de Oosterparkwijk werden verschillende experimenten gebouwd op het gebied van arbeiderswoningen. Bijzonder is hier de kern van het stadswijkje, waar 19 boerderijen van stadsarchitect Jan Anthony Mulock Houwer staan, welke elk vier arbeiderswoningen bevat. Hieromheen is door onder andere S.J. Bouma, die later de functie van stadsarchitect had overgenomen, een stelsel van woningen gebouwd die met poorten en verhogingen een indruk van een kleine vesting geven. De bebouwing aan de Lindenlaan op de hoek met Irislaan is zeer spectaculair en geeft een goede indruk van de stedenbouwkundige éénheid van het plan.
De socialistische elite en de dienst Gemeentewerken
Echter, net als in Amsterdam had het socialisme in Groningen nauwelijks een revolutionair karakter. De groei van het socialisme ging in Nederland geleidelijk en met steun van een cultureel begane en maatschappelijk geëngageerde sociaal democratische elite. Deze elite bezorgde de sociaal democraten een groot aandeel in de stadsdeelraad en daarmee een flinke vinger in de pap bij gemeentelijke diensten zoals de Groningse Gemeentewerken (GW) Deze dienst schoof vervolgens ook stadsarchitecten met socialistische denkbeelden naar voren voor haar projecten. De stadsarchitect Siebe Jan Bouma bouwde zo verschillende kenmerkende scholen, bruggen en andere openbare gebouwen in de stijl van de Amsterdamse School. Een prachtig voorbeeld dat tevens het startpunt van de excursie was, is het kantoorgebouw van de dienst Gemeentewerken (GW) aan de Gedempte Zuiderdiep 96, gebouwd tussen 1925 en 1928 naar ontwerp van Bouma. Het gebouw heeft een spectaculaire glas in lood partij bij de trap en is versierd met beeldhouwwerk van Willem Valk.
Jo Boer Noorderbad, Bouma Siebe Jan Boumaschool, Bouma Gemeentewerken Groningen
De Ploeg
De eerder genoemde cultureel begane elite, zorgde ook voor een bovengemiddelde aandacht voor moderne kunst en cultuur. Door de verhoogde vraag ontstond ook de mogelijkheid voor een grote groep kunstenaars om zich te ontwikkelen. Zij organiseerden zich in kunstenaarskring De Ploeg. Hoewel de groep voornamelijk bestond uit schilders, bood zij echter ook plaats voor musici en architecten. De naam was een analogie met het ontginnen van de kunst, maar refereerde ook naar het agrarische karakter van de omgeving. Er was net als de Amsterdamse School geen manifest of school, maar in plaats daarvan bestond zij uit een verzameling sterke individuen en kenmerkt de kunst van De Ploeg zich door sterk expressionistische, contrasterende vlakken en kleuren en heftige penseelstreken. Het Groningse landschap was een belangrijk object, maar ook abstracte composities kwamen veel voor. Het is vooral deze abstractie en het gebruik van een grote kleurenrijkdom die ook terug te zien is in het werk van de Groningse architecten. De Ploeg bood een platform voor een actieve discussie over de functie van kunst en de relatie tussen architectuur en maatschappij.
Rijke boeren
Een andere ontwikkeling die vooral belangrijk was voor het uithoudingsvermogen van de Amstedamse School in Groningen was de aanwezigheid van rijke boeren in de omgeving. Waar in Amsterdam industriëlen, krantenmagnaten en eigenaren van warenhuizen een schijnbaar eindeloze rijkdom wisten te vergaren, waren het in het noorden de boeren die als grootgrondbezitters veel geld hadden verdiend door de lage lonen, door de invoering van machinaal werk en het verkrijgen van steeds meer grond door buitendijkse landwinning. De grote rijkdom was vooral tussen 1850 en 1880 ontstaan met het verbouwen van graan in een periode die men de “champagnejaren” zou gaan noemen. De boeren bouwden in eerste instantie kastelen van boerderijen, vaak in neostijlen, maar bij het rentenieren bouwden velen van hen liever een nieuw huis in een dorp. Zij lieten dit doen in een stijl volgens de nieuwste mode: De Amsterdamse School.
Zevenberg Villa Haren, Bouma Villa Nassaulaan, Reitsema Villa Usquert
Amsterdamse School kerken
Ten slotte was er nog een laatste ontwikkeling die in de omgeving speelde, welke zorgde voor weer een ander gebouwtype waarin de Amsterdamse School in Groningen groot kon worden. In de vele dorpen op het hogeland van de provincie zijn tientallen kerken te vinden in Amsterdamse School stijl.
Door het scheiden van kerk en staat in 1848 ontstond een kerkenwedloop van de verschillende religies. In de laat negentiende eeuw waren het nog de katholieke kerken die begonnen aan een inhaalslag om nieuwe kerken te bouwen. In Nederland was het Pierre Cuypers die gestalte gaf aan het verlangen om het katholicisme te vangen in een zekere bouwstijl. Als reactie hierop spoorde dit andere godsdiensten aan om op een vergelijkbare manier de visie op de essentie van het geloof om te zetten in architectuur. Met name de expressionistische vormen van de Amsterdamse School leenden zich uitstekend voor dit doel. Waar de katholieken veel bezig waren met imponeren, toonden verschillende protestanten gemeentes juist een soberheid met grote, strakke kozijnloze muren van bakstenen, waarbij vaak het enige daglicht van boven komt. De gereformeerde gemeente, die traditioneel meer nadruk legt op het samenkomen van de gelovigen, bouwde het liefst kerken met een compacte waaier- of kruisplattegrond, waar gelovigen dicht bij elkaar zaten. Maar ook de beleving van het geloof door het individu was belangrijk, hetgeen met kleuren of vormen kon worden versterkt. Een belangrijke Groningse architect die hiervan een bijzonder voorbeeld vormt en die talloze kerken bouwde was Egbert Reitsma.
Reitsma Kerk Appingedam, Reitsma Kerk Andijk, Reitsma Kerk Appingedam
De architecten van de Groningense Amsterdamse School
Anders dan in andere middelgrote steden, waar het vaak een éénling was die er de Amsterdamse School op de kaart zette, waren het in Groningen meerdere namen die gezamenlijk de beweging vorm gaven. Berend Jager, Willem Reitsema, Egbert Reitsma, Siebe Bouma, E. van Linge, J.A. Boer, Kuiler & Drewes en Albert Wiersema zijn enkele van de meest voorkomende namen. Twee van hen zijn al eerder genoemd en worden hieronder iets uitgelicht, omdat zij zich door functie of stijl onderscheidden van de anderen.
Siebe Jan Bouma (1899-1959)
Siebe Jan Bouma werkte zich van timmerman via een baantje als tekenaar bij de gemeente in 1920 op tot stadsarchitect en stedenbouwkundige van Groningen, waar hij uiteindelijk tot 1942 werkzaam was. In deze functie werkte hij onder andere met Berlage die in 1932 een Plan van Uitbreiding voor de stad maakte. Bouma ontwierp naast openbare gebouwen ook kleine bouwwerken als brugwachtershuisjes, transformatorhuisjes en paviljoens. De gemeente ontwikkelde daarnaast zelf veel woningbouw in de nieuwe uitbreidingswijken. Bouma maakte ook hiervoor de ontwerpen. Zijn bekendste werken zijn echter de zeven scholen die hij bouwde in dezelfde wijk en het hoofdkantoor voor de Gemeente Werken van Groningen, waar hij zelf ook werkzaam was. Bouma had hiernaast een grote interesse voor lokale architectuurgeschiedenis en was een actief lid van De Ploeg waar hij zich actief in de discussie over de rol van traditionele bouwtradities in de hedendaagse architectuur mengde. Bouma was de belangrijkste Amsterdamse School architect voor de stad Groningen.
Egbert Reitsma (1892-1976)
Reitsma (niet te verwarren met collega Willem Reitsema) werd geboren te Ulrum in een gereformeerd gezin. Net als vele architecten startte hij zijn carrière als timmerman/ aannemer. Architecten organiseerden zich rond deze tijd echter steeds beter en bij monde van een welstandscommissie dicteerden zijn steeds sterker een scheiding tussen bouwen en ontwerpen. Om toch te kunnen blijven ontwerpen, leerde Reitsma door om architect te worden. Zijn liefde voor de Amsterdamse School werd aangewakkerd nadat hij tijdelijk als leerling op het bureau van Willem Kromhout in Rotterdam in aanraking was gekomen met moderne bouwstijlen. Als gereformeerde architect bouwde hij echter veel kerken, welke hij sterk expressieve vormen meegaf en die met uitzinnig kleurgebruik van binnen werden versierd. Onder andere in Kollum (1924), Appingedam (1928) en Andijk (1929) bouwde hij kerken. Net als Bouma was Reitsma lid en zelfs bestuurslid van De Ploeg, en hij was tevens als schilder actief. Naast kerken bouwde Reitsma het Noorder Sanatorium Dennenoord in Zuidlaren uit 1935.
Verschillen en overeenkomsten
De Amsterdamse School in Groningen is erg herkenbaar en verschilt duidelijk van de stijl zoals deze in andere delen van het land voorkwam. Belangrijk hiervoor is het feit dat in Groningen de stijl in een iets latere periode op haar hoogtepunt was. Waar in Amsterdam de stijl rond 1930 was verdrongen door andere stijlen, was zij in Groningen nog tot diep in de jaren ‘30 populair. Vooral de villabouw in Amsterdamse School stijl duurde nog lang voort. Een verklaring kan zijn dat afstand in die tijd nog een grote vertragende factor was op de verspreiding van stijl. Ook betreft het hier vooral de eerder genoemde boeren villa’s. Deze boeren waren wel rijk, maar niet altijd op de hoogte van de allernieuwste ontwikkelingen in de kunst. Men wilde blijkbaar wel graag met de mode meelopen, maar niet zozeer vooroplopen.
Door de vertraging is het vooral het latere type Amsterdamse School dat in het noorden veel vertegenwoordigd is. Hier ligt de nadruk sterk op de bijzonder plastische compositie van gebouwonderdelen. Maar ook is de vormgeving sterker beïnvloed door abstracte, kubistische vormen dan door de ronde, organische vormen die in Amsterdam veel te vinden zijn en wordt er ook vaker gebruik gemaakt van moderne materialen, zoals stalen kozijnen, glasbouwstenen en beton. Maar misschien wel het meest zichtbare verschil is dat kleur een belangrijkere rol speelt. Waar in Amsterdam wit de meest voorkomende kleur voor houtwerk is, werd er in Groningen veelvuldig gebruikgemaakt van bont geschilderde kozijnen en dakranden. Ook werd er veel geëxperimenteerd met composities van verschillende kleuren bakstenen. Het kleurgebruik valt overal sterk op en komt voor van primaire kleuren, tot meer bijzondere kleurencombinaties als oranje met groen. Op sommige plekken, zoals het glas in lood raam van het kantoor van de Gemeentewerken en de kerk in Appingedam wordt kleur in bijzonder rijke composities toegepast, maar altijd als abstracte composities.
Reitsema Villa Usquert, Hoekzema Petrus Hendrikszstraat, Bouma Lindenlaan
De Excursie
Tijdens de excursie zijn alle verschillende kenmerken van de Groningse Amsterdamse School aan bod gekomen. Er zijn zowel sociale woningen, publieke gebouwen en villa’s voor de hogere klasses bezocht in zowel Groningen stad als de provincie. Als leidraad voor de zoektocht zijn enkele boeken aan te raden. Het boek Versteende Welvaart van Anja Reenders toont een handig overzicht van de verschillende panden in de provincie, maar hier mist de behandeling van de Amsterdamse School in Groningen stad. Dit hiaat bleek een kleine publicatie over architect Siebe Bouma uitstekend op te vullen. Tijdens de excursie was er ook de gelegenheid om het raadhuis in Usquert van Berlage te bezoeken. Hoewel geen Amsterdamse School in strikte zin, bood het een prachtig uitgangspunt om de stijl te vergelijken met andere stijlen uit de tijd.
Bronnen:
- Bolt, H. e.a. (2008), Willem Reitsema Tzn. (1885-1963): architect op het Hogeland
- Boon, Annet (1998), Jaarverslag restauraties in 1997, uit: Hervonden Stad
- Cusvellier, Sjoerd. & Kroeze, Anke, (1992) Bouwen & bewaren : S.J. Bouma, architect (1899-1959)
- Eliëns, T., (2010), Berlage in het noorden : een raadhuis voor Usquert
- Gemeente Groningen (2008), Bestemmingsplan Oosterparkwijk
- Gerritsen, Ineke (1992), S.J. Bouma, architect 1899-1959, Bouwen & bewaren
- Lonkhuyzen, L. Van (2014) Een zondvloed aan godshuizen in: Het Parool
- Raangs, Berend en Joris van Haaften (2000), Jaarverslag restauraties in 1999 uit: Hervonden Stad
- Raangs, Berend en Joris van Haaften (2009), Jaarverslag restauraties in 2008 uit: Hervonden Stad
- Reenders, A., Stolk, C., (2008), Versteende Welvaart, Amsterdamse School op het Groningse Hoogeland
- Woud, A. Van der (2010), Koninkrijk vol sloppen
- Reliwiki: Appingedam, Dijkstraat 73 - Gereformeerde Kerk, gevonden op: reliwiki
Foto's: SPQA Amsterdam, behalve:
- Siebe Jan Boumaschool: wikimedia
- Villa Haren: wikimedia
- Villa Nassaulaan: wikimedi
- Kerk Andijk: wikimedia
- Portret Siebe Jan Bouma: Groninger Museum
- Portret Reitsma: sneuperdokkum.blogspot.com
Lees meer...
Labels:
Amsterdamse School,
Egb. Reitsma,
Excursie,
Groningen,
Item,
S.J. Bouma
25 mei 2014
School of Arts Glasgow (Mackintosh) beschadigd door brand
De Glasgow School of Art, het meesterwerk van Charles Rennie Mackintosh, is vrijdag 23 mei flink beschadigd door brand. The Guardian meldt dat dat de brandweer 90% van het gebouw veilig heeft weten te stellen en dat 70% van de inventaris is gered, maar de beroemde bibliotheek is helaas verloren gegaan.
Het gebouw uit 1909, gebouwd in een typisch Engelse variant van de Art Nouveau. Het gebouw is tegenwoordig nog steeds in gebruik als universiteitsgebouw. Het werd vanwege de abstractere en geometrische vormen en houten detaillering door veel Amsterdamse architecten gezien als bron van inspiratie. Als één van meer richtingbepalende gebouwen in haar tijd, betekent de brand een groot verlies voor de expressionistische architectuur. Ook voor de sector is het een verlies, die doet denken aan de brand in het faculteitsgebouw voor Bouwkunde van de TU Delft. Het werk van veel docenten en studenten is verloren gegaan.
De Britse overheid heeft haar steun uitgesproken om het gebouw in volle glorie te restaureren.
Zie voor meer informatie:
theguardian.com
theguardian.com
Lees meer...
Het gebouw uit 1909, gebouwd in een typisch Engelse variant van de Art Nouveau. Het gebouw is tegenwoordig nog steeds in gebruik als universiteitsgebouw. Het werd vanwege de abstractere en geometrische vormen en houten detaillering door veel Amsterdamse architecten gezien als bron van inspiratie. Als één van meer richtingbepalende gebouwen in haar tijd, betekent de brand een groot verlies voor de expressionistische architectuur. Ook voor de sector is het een verlies, die doet denken aan de brand in het faculteitsgebouw voor Bouwkunde van de TU Delft. Het werk van veel docenten en studenten is verloren gegaan.
De Britse overheid heeft haar steun uitgesproken om het gebouw in volle glorie te restaureren.
Zie voor meer informatie:
theguardian.com
theguardian.com
Lees meer...
Labels:
Art Nouveau,
Engeland,
Glasgow,
Mackintosh,
Nieuws,
School of Arts
18 feb 2014
Lezing en tentoonstelling Gerrit Jan Rutgers, het gezicht van Plan Zuid
Vanaf 15 maart 2014 zal in Bezoekerscentrum De Dageraad een tentoonstelling te zien zijn over het leven en het werk van de Amsterdamse School architect Gerrit Jan Rutgers (1877-1962). Als één van de meest productieve architecten die invulling gaven aan Plan Zuid was hij verantwoordelijk voor vele gezichtsbepalende bouwwerken, waardoor hij met recht het gezicht van Plan Zuid genoemd kan worden. De tentoonstelling wordt bij de opening ingeleid met een lezing door Sebas Baggelaar.
Architect Rutgers leerde het vak al vroeg in zijn geboorteplaats Ellecom op de Veluwe, maar het was in Amsterdam dat zijn carrière een grote vlucht nam die tot na de Tweede Wereldoorlog zou duren. Het belangrijkste deel van zijn werk bouwde hij tussen 1920 en 1939 in de nieuwe uitbreidingswijken van Amsterdam. Waar de Amsterdamse School bekendheid kreeg met enkele spectaculaire ontwerpen voor arbeiderswoningen, besteedde Rutgers ook aandacht aan het praktische aspect in zijn ontwerpen, waardoor het ook toegankelijk werd voor het grote publiek. Zijn fenomenale oeuvre is herkenbaar aan de met zorg toegepaste sierlijke detaillering in metsel- en smeed- en beeldhouwwerk.
Rutgers’ gebouwen markeren bijzondere sleutellocaties in de stad. Zijn werk omvat naast villa’s en rijtjeshuizen ook arbeiderswoningen en meubilair. De meeste Amsterdammers zullen hem echter kennen van de zwierige rode bebouwing aan het Roelof Hartplein en het Carlton Hotel aan de Vijzelstraat. Met tevens ontwerpen voor de uitbreiding van het Hotel American, het daarbij horende beroemde café en de verbouwing van het Amstel Hotel had Rutgers de drie grootste en meest prestigieuze hotels onder zijn hoede en bouwde hij een reputatie op als expert van hotel-architectuur.
De tentoonstelling is vanaf 15 maart 2014 te bezoeken in Bezoekerscentrum De Dageraad, Burgemeester Tellegenstraat 128. Bij de opening zal een lezing worden gegeven.
De kosten voor de lezing bedragen €15,00 inclusief koffie/thee voor aanvang en afsluitend een drankje. Studenten en houders van een Stadspas krijgen €2,50 korting op de toegangsprijs.
Aanvang lezing: 16.30, inloop vanaf 16.00.
Voor de lezing is reserveren noodzakelijk. U kunt online boeken via het reserveringsysteem op www.hetschip.nl.
Lees meer...
Architect Rutgers leerde het vak al vroeg in zijn geboorteplaats Ellecom op de Veluwe, maar het was in Amsterdam dat zijn carrière een grote vlucht nam die tot na de Tweede Wereldoorlog zou duren. Het belangrijkste deel van zijn werk bouwde hij tussen 1920 en 1939 in de nieuwe uitbreidingswijken van Amsterdam. Waar de Amsterdamse School bekendheid kreeg met enkele spectaculaire ontwerpen voor arbeiderswoningen, besteedde Rutgers ook aandacht aan het praktische aspect in zijn ontwerpen, waardoor het ook toegankelijk werd voor het grote publiek. Zijn fenomenale oeuvre is herkenbaar aan de met zorg toegepaste sierlijke detaillering in metsel- en smeed- en beeldhouwwerk.
Rutgers’ gebouwen markeren bijzondere sleutellocaties in de stad. Zijn werk omvat naast villa’s en rijtjeshuizen ook arbeiderswoningen en meubilair. De meeste Amsterdammers zullen hem echter kennen van de zwierige rode bebouwing aan het Roelof Hartplein en het Carlton Hotel aan de Vijzelstraat. Met tevens ontwerpen voor de uitbreiding van het Hotel American, het daarbij horende beroemde café en de verbouwing van het Amstel Hotel had Rutgers de drie grootste en meest prestigieuze hotels onder zijn hoede en bouwde hij een reputatie op als expert van hotel-architectuur.
De tentoonstelling is vanaf 15 maart 2014 te bezoeken in Bezoekerscentrum De Dageraad, Burgemeester Tellegenstraat 128. Bij de opening zal een lezing worden gegeven.
De kosten voor de lezing bedragen €15,00 inclusief koffie/thee voor aanvang en afsluitend een drankje. Studenten en houders van een Stadspas krijgen €2,50 korting op de toegangsprijs.
Aanvang lezing: 16.30, inloop vanaf 16.00.
Voor de lezing is reserveren noodzakelijk. U kunt online boeken via het reserveringsysteem op www.hetschip.nl.
Lees meer...
29 jan 2014
Tentoonstelling Jan Stuyt in de Obrechtkerk
In de Jacob Obrechtkerk in de gelijknamige straat in Amsterdam Zuid wordt op dit moment een tentoonstelling gehouden over Jan Stuyt, de architect die samen met Jos Cuypers verantwoordelijk is voor het ontwerp van deze kerk. De tentoonstelling, gehouden ter viering van 100 jaar van de Obrechtparochie duurt nog tot 6 april.
De Jacob Obrechtkerk is een Rooms Katholieke kerk opgeleverd in 1911 en wordt gezien als een belangrijke stillistische schakel tussen de historische (katholieke) stijlen die hier door elkaar worden gebruikt, in combinatie met eigentijdse details. De kerk is het afgelopen decennium grondig gerestaureerd. Het interieur is zeer de moeite waard.
Jan Stuyt (1868-1934) was een architect die veel katholieke kerken in Nederland bouwde. Hij kan worden gezien als een opvolger van Pierre Cuypers, hoewel hij deze waardering nauwelijks heeft gekregen. Pas recent is de aandacht voor Stuyt enigszins opgekomen. Er is onlangs een boek over Stuyt uitgebracht.
De gratis tentoonstelling toont een overzicht van het werk van Stuyt. Let op, want de tentoonstelling is alleen toegankelijk op woensdagen en zaterdagen van 13.00 tot 16.30. Zie voor meer informatie: obrechtkerk.nl
Kijk voor meer informatie over de kerk op reliwiki.
Foto exterieur: SPQA Amsterdam
Foto interieur: Reliwiki
View Larger Map
Lees meer...
De Jacob Obrechtkerk is een Rooms Katholieke kerk opgeleverd in 1911 en wordt gezien als een belangrijke stillistische schakel tussen de historische (katholieke) stijlen die hier door elkaar worden gebruikt, in combinatie met eigentijdse details. De kerk is het afgelopen decennium grondig gerestaureerd. Het interieur is zeer de moeite waard.
Jan Stuyt (1868-1934) was een architect die veel katholieke kerken in Nederland bouwde. Hij kan worden gezien als een opvolger van Pierre Cuypers, hoewel hij deze waardering nauwelijks heeft gekregen. Pas recent is de aandacht voor Stuyt enigszins opgekomen. Er is onlangs een boek over Stuyt uitgebracht.
De gratis tentoonstelling toont een overzicht van het werk van Stuyt. Let op, want de tentoonstelling is alleen toegankelijk op woensdagen en zaterdagen van 13.00 tot 16.30. Zie voor meer informatie: obrechtkerk.nl
Kijk voor meer informatie over de kerk op reliwiki.
Foto exterieur: SPQA Amsterdam
Foto interieur: Reliwiki
View Larger Map
Lees meer...
Labels:
Amsterdam Zuid,
Expositie,
Jan Stuyt,
Kerk,
Link,
Tentoonstelling
8 okt 2013
Herbouw Crystal Palace. Parallel met Paleis voor Volksvlijt?
Uit Engeland komt het nieuws dat een Chinese miljardair voor een bedrag van 500 miljoen pond het Crystal Palace wil laten herbouwen op haar oude (tweede) plek bij Sydenham Hill. Hier stond het gebouw tussen 1854 en 1936. Oorspronkelijk gebouwd voor de wereldtentoonstelling van London in 1851, werd het hier herbouwd en is het nu de beoogde plek om het gebouw voor de derde keer op te bouwen. Het was toentertijd een revolutionair bouwwerk met volledig uit glas en staal opgetrokken gevels en dak, mogelijk gemaakt door recente ontwikkelingen in de glasproductie.
In Amsterdam kreeg men enkele jaren later een vergelijkbaar gebouw, het Paleis voor Volksvlijt.Overdonderd door het bouwwerk dat hij op de wereldtentoonstelling zag, liet Samuel Sarphati tussen 1855 en 1864 in Amsterdam een bouwwerk bouwen, volgens dezelfde opvattingen. Een gebouw voor tentoonstellingen en evenementen dat tevens een toonbeeld moest zijn van moderne architectuur en de vooruitgang die de industrialisatie had gebracht.
Als architect werd, na een prijsvraag, de ingenieur Cornelis Outshoorn aangetrokken, die later ook het Amstel Hotel zou ontwerpen voor dezelfde opdrachtgever. Dit Paleis voor Volksvlijt was weliswaar minder groot, maar was wel uitbundiger ontworpen.
Het Paleis voor Volksvlijt werd evenals het Crystal Palace uiteindelijk door brand verwoest. De brand van 1929 is een historische gebeurtenis die voor iedereen die het meemaakte een bijzondere gebeurtenis zou blijven. De Engelse tegenhanger was hetzelfde lot beschoren in 1936.
Bijzonder is dat er nu een derde parallel te vinden is tussen de twee bouwwerken. Hoewel de ontwikkelingen in Engeland van recente datum zijn, heeft in 2002 een groep enthousiaste ondernemers een stichting opgezet die het Paleis voor Volksvlijt wil herbouwen op haar oude locatie op het Frederikplein. Hiervoor zou het huidige gebouw van De Nederlandse Bank moeten worden afgebroken. Begrijpelijk dat de plannen wel sympathie bij de bevolking kreeg, maar dat de overheidinstellingen niet staan te springen om het plan tot uitvoer te brengen. Het lijkt er dus op dat het engelse initatief een betere kans van slagen heeft.
Veel meer informatie over de geschiedenis, de bouw en het afbranden van het Paleis kunt u vinden op de site paleisvoorvolksvlijt.nl. Hier vindt u ook een 3D animatie van het gebouw dat een goed beeld geeft van de grandeur dat het gebouw bezat.
Meer informatie over het initiatief voor herbouw van het Paleis kunt u vinden op volksvlijt.nl.
In 2009 besteedde de site van Geschiedenis24 ook aandacht aan het Paleis met informatieve links.
Foto's:
- Crystal Palace: via dailymail.co.uk
- Paleis voor Volksvlijt: Beeldbank Amsterdam
Lees meer...
In Amsterdam kreeg men enkele jaren later een vergelijkbaar gebouw, het Paleis voor Volksvlijt.Overdonderd door het bouwwerk dat hij op de wereldtentoonstelling zag, liet Samuel Sarphati tussen 1855 en 1864 in Amsterdam een bouwwerk bouwen, volgens dezelfde opvattingen. Een gebouw voor tentoonstellingen en evenementen dat tevens een toonbeeld moest zijn van moderne architectuur en de vooruitgang die de industrialisatie had gebracht.
Als architect werd, na een prijsvraag, de ingenieur Cornelis Outshoorn aangetrokken, die later ook het Amstel Hotel zou ontwerpen voor dezelfde opdrachtgever. Dit Paleis voor Volksvlijt was weliswaar minder groot, maar was wel uitbundiger ontworpen.
Het Paleis voor Volksvlijt werd evenals het Crystal Palace uiteindelijk door brand verwoest. De brand van 1929 is een historische gebeurtenis die voor iedereen die het meemaakte een bijzondere gebeurtenis zou blijven. De Engelse tegenhanger was hetzelfde lot beschoren in 1936.
Bijzonder is dat er nu een derde parallel te vinden is tussen de twee bouwwerken. Hoewel de ontwikkelingen in Engeland van recente datum zijn, heeft in 2002 een groep enthousiaste ondernemers een stichting opgezet die het Paleis voor Volksvlijt wil herbouwen op haar oude locatie op het Frederikplein. Hiervoor zou het huidige gebouw van De Nederlandse Bank moeten worden afgebroken. Begrijpelijk dat de plannen wel sympathie bij de bevolking kreeg, maar dat de overheidinstellingen niet staan te springen om het plan tot uitvoer te brengen. Het lijkt er dus op dat het engelse initatief een betere kans van slagen heeft.
Veel meer informatie over de geschiedenis, de bouw en het afbranden van het Paleis kunt u vinden op de site paleisvoorvolksvlijt.nl. Hier vindt u ook een 3D animatie van het gebouw dat een goed beeld geeft van de grandeur dat het gebouw bezat.
Meer informatie over het initiatief voor herbouw van het Paleis kunt u vinden op volksvlijt.nl.
In 2009 besteedde de site van Geschiedenis24 ook aandacht aan het Paleis met informatieve links.
Foto's:
- Crystal Palace: via dailymail.co.uk
- Paleis voor Volksvlijt: Beeldbank Amsterdam
Lees meer...
Labels:
C Outshoorn,
Link,
Nieuws,
Paleis voor Volksvlijt,
Sarphati
1 okt 2013
Renovatie P.L. Kramerbrug voltooid
Enige tijd geleden vermeldden wij al dat de P.L. Kramerbrug (brug 400) zou worden gerenoveerd. Deze brug, die wordt gezien als één van de meest kenmerkende bruggen van de Amsterdamse wereldrecordhouder bruggenbouwen heeft een nieuwe moderne constructie gekregen, zonder dat daarvoor het uiterlijk is aangetast. Het smeedijzerwerk en metselwerk is daarbij hersteld.
Er is gewerkt aan de brug tussen juni 2012 en september 2013, waarna de brug weer feestelijk is geopend. Hieromheen zijn tevens enkele evenementen georganiseerd.
Museum Het Schip organiseert tussen 28 september en 15 december op iedere zaterdag en zondag een rondleiding tussen 14.00-15.30 uur over Piet Kramer die de belangrijkste werken van Kramer inclusief de P.L. Kramerbrug meeneemt. Andere werken zijn de bebouwing aan het Van der Helstplein, de Dageraad en de bebouwing aan de Vrijheidslaan.
Bij Museum Het Schip staat Piet Kramer daarnaast de komende tijd extra in de schijnwerpers. Zo is er een kleine Piet Kramer expositie in het bezoekerscentrum van de Dageraad, met fotomateriaal en enkele objecten
Voor meer informatie en beeldmateriaal over de renovatie van de brug kunt u kijken op de website van de gemeente Amsterdam:
amsterdam.nl/amsteldijk
De gemeente Amsterdam heeft tevens een korte film online gezet over de renovatie van de brug:
Lees meer...
Er is gewerkt aan de brug tussen juni 2012 en september 2013, waarna de brug weer feestelijk is geopend. Hieromheen zijn tevens enkele evenementen georganiseerd.
Museum Het Schip organiseert tussen 28 september en 15 december op iedere zaterdag en zondag een rondleiding tussen 14.00-15.30 uur over Piet Kramer die de belangrijkste werken van Kramer inclusief de P.L. Kramerbrug meeneemt. Andere werken zijn de bebouwing aan het Van der Helstplein, de Dageraad en de bebouwing aan de Vrijheidslaan.
Bij Museum Het Schip staat Piet Kramer daarnaast de komende tijd extra in de schijnwerpers. Zo is er een kleine Piet Kramer expositie in het bezoekerscentrum van de Dageraad, met fotomateriaal en enkele objecten
Voor meer informatie en beeldmateriaal over de renovatie van de brug kunt u kijken op de website van de gemeente Amsterdam:
amsterdam.nl/amsteldijk
De gemeente Amsterdam heeft tevens een korte film online gezet over de renovatie van de brug:
Lees meer...
16 sep 2013
Sweets. Tot 21 september in het ARCAM.
Wie nog niet naar het ARCAM is geweest naar de tentoonstelling 'Sweets' moet dit zeker nog in zijn agenda zetten de komende week. 'Sweets' geeft een overzicht van alle brugwachtershuisjes in Amsterdam. Het eerste huisje dateert uit 1673, het laatste uit 2009. De tentoonstelling is een combinatie van architectonische vernuftigheid en cultuurhistorische diepgang. De tentoonstelling is ontworpen door het architectenbureau space&matter. Toegang tot de tentoonstelling is gratis.
Wanneer je de het markante gebouwtje van ARCAM betreedt is het eerste wat je opvalt de zee aan witte maquettes. Elk brugwachtershuisje is tot in het detail nagemaakt. Elk huisje is onder een kleurcode geschaard die aangeeft uit welke tijdsperiode het huisje komt. Het grote tekstbord bij de ingang legt de bezoeker uit dat de brugwachtershuisjes op het punt staan hun oorspronkelijke functie te verliezen en dat het daarom tijd wordt dat er nagedacht over de toekomst van deze huisjes. Het is de enige tekst op deze verdieping. Wel wordt er een publicatie verkocht met heldere informatie over elk huisje, en zelfs een plattegrond van Amsterdam die je uitnodigt om een wandeling te maken langs alle brugwachtershuisjes van Amsterdam. Het is een mooi gezicht, al die huisjes, met daarachter nog meer Amsterdamse architectonische hoogstandjes, maar dat heeft meer met de plek van het ARCAM te maken dan met de tentoonstelling zelf.
Degene die de trap afdaalt naar de verdieping eronder, gaat letterlijk mee de diepte in. Waar de verdieping erboven slechts een historisch overzicht geeft, wil de tentoonstelling op deze vloer net wat verder gaan. Op deze verdieping zijn de afgelopen maanden workshops gehouden voor studenten van over de hele wereld, die zich mochten opgeven om na te denken over de herbestemming van de brugwachtershuisjes.Dit wordt gedaan vanuit verschillende perspectieven op herbestemming, die professionals door de jaren heen hebben gehad. Deze perspectieven worden onderverdeeld in persoonlijkheden, van "de materialist" tot "de rebel". Hierdoor wordt de student gestimuleerd om elke keer op een andere manier naar het huisje te kijken. Ook het passerende publiek wordt uitgenodigd zijn of haar idee te stoppen in de ideeënbus. De beste ontwerpen en ideeën worden dan weer gehangen aan de ideeënwand. Verder is er daar de "wolk" die transformatie in de breedste zin van het woord aan de bezoekers toont, en ook weer als inspiratiebron dient voor de studenten. Ook kan iedereen in het archief kijken om zoveel mogelijk informatie op te zoeken over de huisjes.
Slechts één opmerking: de titel van de tentoonstelling werkt enigszins misleidend. Wanneer men alleen de bovenste verdieping zou bekijken zou men denken dat de herbestemming al vast staat en de brugwachtershuisjes allemaal worden omgevormd tot hotelsuites. De ruimte eronder laat zien dat dit nog helemaal niet zeker is dat de deur nog wijd open staat voor iedereen om mee te denken aan nieuwe plannen. Daarom is dit een goede cultuurhistorische tentoonstelling waarbij de makers het niet bij het verleden gelaten hebben maar juist hebben gedurfd er een interactieve tentoonstelling van te maken waarbij de participatie van het publiek heel belangrijk is voor de uiteindelijke vorm en inhoud van het onderwerp.
Door: Mees
Foto's: Auteur
Op 11 september vindt er een lezing plaats waarbij het idee om de brugwachtershuisjes tot hotelsuites om te vormen wordt toegelicht.http://www.arcam.nl/lezingen/programma_nl.html
Op 20 september vindt er een debat plaats over de toekomst van de brugwachtershuisjes en is ook de finnissage.http://www.arcam.nl/discussies/programma_nl.html
De tentoonstelling wordt mede mogelijk gemaakt door: ARCAM, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Amsterdams Fonds voor de Kunst, SMS Reaal Fonds, Canal Company, Stadsarchief Gemeente Amsterdam, space&matter.
Lees meer...
Wanneer je de het markante gebouwtje van ARCAM betreedt is het eerste wat je opvalt de zee aan witte maquettes. Elk brugwachtershuisje is tot in het detail nagemaakt. Elk huisje is onder een kleurcode geschaard die aangeeft uit welke tijdsperiode het huisje komt. Het grote tekstbord bij de ingang legt de bezoeker uit dat de brugwachtershuisjes op het punt staan hun oorspronkelijke functie te verliezen en dat het daarom tijd wordt dat er nagedacht over de toekomst van deze huisjes. Het is de enige tekst op deze verdieping. Wel wordt er een publicatie verkocht met heldere informatie over elk huisje, en zelfs een plattegrond van Amsterdam die je uitnodigt om een wandeling te maken langs alle brugwachtershuisjes van Amsterdam. Het is een mooi gezicht, al die huisjes, met daarachter nog meer Amsterdamse architectonische hoogstandjes, maar dat heeft meer met de plek van het ARCAM te maken dan met de tentoonstelling zelf.
Degene die de trap afdaalt naar de verdieping eronder, gaat letterlijk mee de diepte in. Waar de verdieping erboven slechts een historisch overzicht geeft, wil de tentoonstelling op deze vloer net wat verder gaan. Op deze verdieping zijn de afgelopen maanden workshops gehouden voor studenten van over de hele wereld, die zich mochten opgeven om na te denken over de herbestemming van de brugwachtershuisjes.Dit wordt gedaan vanuit verschillende perspectieven op herbestemming, die professionals door de jaren heen hebben gehad. Deze perspectieven worden onderverdeeld in persoonlijkheden, van "de materialist" tot "de rebel". Hierdoor wordt de student gestimuleerd om elke keer op een andere manier naar het huisje te kijken. Ook het passerende publiek wordt uitgenodigd zijn of haar idee te stoppen in de ideeënbus. De beste ontwerpen en ideeën worden dan weer gehangen aan de ideeënwand. Verder is er daar de "wolk" die transformatie in de breedste zin van het woord aan de bezoekers toont, en ook weer als inspiratiebron dient voor de studenten. Ook kan iedereen in het archief kijken om zoveel mogelijk informatie op te zoeken over de huisjes.
Slechts één opmerking: de titel van de tentoonstelling werkt enigszins misleidend. Wanneer men alleen de bovenste verdieping zou bekijken zou men denken dat de herbestemming al vast staat en de brugwachtershuisjes allemaal worden omgevormd tot hotelsuites. De ruimte eronder laat zien dat dit nog helemaal niet zeker is dat de deur nog wijd open staat voor iedereen om mee te denken aan nieuwe plannen. Daarom is dit een goede cultuurhistorische tentoonstelling waarbij de makers het niet bij het verleden gelaten hebben maar juist hebben gedurfd er een interactieve tentoonstelling van te maken waarbij de participatie van het publiek heel belangrijk is voor de uiteindelijke vorm en inhoud van het onderwerp.
Door: Mees
Foto's: Auteur
Op 11 september vindt er een lezing plaats waarbij het idee om de brugwachtershuisjes tot hotelsuites om te vormen wordt toegelicht.http://www.arcam.nl/lezingen/programma_nl.html
Op 20 september vindt er een debat plaats over de toekomst van de brugwachtershuisjes en is ook de finnissage.http://www.arcam.nl/discussies/programma_nl.html
De tentoonstelling wordt mede mogelijk gemaakt door: ARCAM, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Amsterdams Fonds voor de Kunst, SMS Reaal Fonds, Canal Company, Stadsarchief Gemeente Amsterdam, space&matter.
Lees meer...
13 sep 2013
Ontdek Berlage eert Plan Zuid
Van najaar 2013 tot en met maart 2014 worden in Amsterdam verschillende activiteiten georganiseerd in verband met het evenement Ontdek Berlage. Dit evenement moet het honderd jarige Plan Zuid van deze architect en stedebouwkundige in het zonnetje zetten. Centraal thema is het plangebied van Plan Zuid en in dit gebied concentreren de activiteiten zich natuurlijk, hoewel voor het gemak ook de modernere Zuidas is meegenomen.
Verschillende organisaties zoals Museum Het Schip, Hello Zuidas en ARCAM organiseren verschillende activiteiten, excursies en lezingen. Zo worden er een aantal fiets- en wandelexcursies georganiseerd door Museum Het Schip, vertrekkende vanuit de vorig jaar geopende tweede locatie in complex De Dageraad in de P.L. Takstraat. Ook komen er publicaties uit en kunnen er woningen met historische interieurs worden bezocht. Maar ook het welbekende tweejaarlijkse ArtZuid is dit jaar inder de paraplu van het evenement geplaatst.
Lees meer voor een geschiedenis van Plan Zuid in een notendop.
Plan Zuid was één van de eerste plannen die Amsterdam verplicht was om op te stellen volgens de woningwet. Deze wet uit 1901 vroeg gemeentes hun uitbreidingen volgens vooraf door henzelf op te leggen regels, opgesteld door bouw- en woningtoezicht uit te voeren. Aangezien het beroep van stedenbouwkundige nog in haar kinderschoenen stond en werd gezien als een voortvloeisel van de architectuur, werd voor deze nieuwe, maarimposante opdracht Nederlands grootste architect van het moment gevraagd.
Overigens is de datum 2014 voor het ivoren jubileum discutabel, aangezien het oorspronkelijke plan dat Berlage voor de buurt had ontworpen al in 1905 is aangenomen. Dit plan was opgebouwd volgens de toen heersende ideologische opvattingen voor nieuwe stadsuitbreidingen, zoals deze in heel Europa gangbaar waren, met veel groen, plek voor recreatie, sport, cultuur en andere activiteiten. Door tegenstanders werd het echter onevenwichting genoemd vanwege de geringe aantallen woningen. Hoewel erg sierlijk, was de woningdichtheid slechts een derde van het tot dan toe gebruikelijke. De kosten voor onteigening van de plannen zouden ver boven de uiteindelijke opbrengsten uitkomen en vele praktische bezwaren van onder andere de spoorwegen en Publieke Werken zorgden dat het plan slechts in minieme delen kon worden uitgevoerd.
Tien jaar later werd het plan herzien. Dit plan ontwierp Berlage in 1915 en werd vervolgens in 1917 aangenomen en is het plan dat in grote lijnen het huidige stadsbeeld toont. In de tussentijd had Berlage zich verder bekwaamd in de theorie van de stedenbouw en zijn nieuwe plan viel niet alleen in haar eigen tijd in goede aarde, ook vandaag de dag wordt het plan nog gezien als een sterk en evenwichtig plan. Berlage beschreef zijn plan als: Monumentaal van opzet en schilderachtig in detail.
Het monumentale werd bereikt met de lange en brede boulevards, waarmee het plan bij elkaar gehouden wordt. Denk hierbij aan de Apollolaan, de Minervalaan en de Stadionweg in het oosten en aan de Churchill-laan, Rooseveltlaan en Vrijheidslaan in de Rivierenbuurt. De boulevards zouden pleinen verbinden die als de centrale publieke punten in de wijk zouden dienen. Op elk plein had Berlage een belangrijk gebouw bedacht. Onder andere een Rijksacademie voor beeldende kunsten, een ziekenhuis, een opera en een kunstenaarshuis. Door geldgebrek en een veranderende vraag in de loop der tijd zijn de meeste van deze gebouwen echter niet gerealiseerd. Het schilderachtige werd bewerkstelligd door een hoge mate van detaillering en romantiek in de buurten die tussen de boulevards ontstonden. In het plan had Berlage ruimte gereserveerd voor zowel dure villa's, middenstandswoningen en een plan voor arbeiderswoningen. Voor dit laatste werd onder andere een door J.F. Repko voorgesteld plan letterlijk overgenomen. Dit plan was een uitwerking van een idealisering van de indeling voor een arbeidersbuurt.
Berlage had een grote invloed op de uiteindelijke architectonische éénheid in het plan. Zo bepaalde hij naast de ligging van straten en kanalen ook mede de hoogte van de bebouwing, de vorm van de daken, de beplantingen en dergelijke. Ook de voor Amsterdam Zuid kenmerkende torenachtige verhogingen op de hoeken van straten zijn een gevolg van de plannen van Berlage. Andere architecten werden vervolgens gevraagd om de supervisie te voeren over de kleinere individuele buurten. Daarbij moesten echter de ideeën van Berlage als leidraad worden gebruikt. De welstandscommissie zorgde voor een verdere éénheid in de uitwerking van de plannen. Bij de latere bebouwingen was deze bemoeienis zo groot, dat er weinig eigen inbreng van de architecten meer mogelijk was. Vooral in de meer zuidelijke delen van het plan is dit goed te merken en zijn de individuele blokken nauwelijks van elkaar te onderscheiden.
De invulling van het plan gebeurde vanaf 1917. In eerste instantie waren het de woningbouwverenigingen die de bovenhand voerden. Na 1921, bij een aanpassing van de Woningwet in het voordeel van particuliere bouwondernemers namen deze laatsten de bouw voor het merendeel over.
Bij een volgende herziening van Plan Zuid was de in 1934 overleden Berlage inmiddels niet meer beschikbaar voor het overzicht van aanpassingen voor het plan. Zijn opvolger was Cornelis van Eesteren, aanhanger van De Stijl en het Nieuwe Bouwen. Als onderdeel van het Algemeen Uitbreidingsplan paste hij het plan aan ten zuiden van het Zuider Amstelkanaal aan, aan de hand van zijn eigen opvattingen over moderne stedenbouw, met strokenbouw en veel groen. Vergelijkbare opvattingen zijn ook in Nieuw-West duidelijk te herkennen. Het was de tijd van Licht, Lucht en Ruimte.
Bekijk voor alle activiteiten de website van het evenement
ontdekberlage.nl
Voor de thema rondleidingen van Museum Het Schip, zie:
hetschip.nl
Afbeeldingen:
- Tekeningen plannen: H. Berlage gevonden via wikipedia
- Flyer: Ontdek Berlage
Bronnen:
- Aerts, R., Rooy, P. De e.a. (2006), Geschiedenis van Amsterdam deel III 1813-1900, Hoofdstad in aanbouw, Uitgeverij SUN, Amsterdam
- Fraenkel, F. (1976), Het plan Amsterdam-Zuid van H.P.Berlage, Canaletto, Alphen a.d.Rijn
- Beekum, R., (2009), Architect Johan Frederik Repko en Plan-Zuid, in: Amstelodamum
- Hoekstra, M.J. (2012), Het Plan Zuid in woorden, veranderende stedebouwkundige begrippen en een onbekende plankaart, in: Bulletin KNOB
Lees meer...
Verschillende organisaties zoals Museum Het Schip, Hello Zuidas en ARCAM organiseren verschillende activiteiten, excursies en lezingen. Zo worden er een aantal fiets- en wandelexcursies georganiseerd door Museum Het Schip, vertrekkende vanuit de vorig jaar geopende tweede locatie in complex De Dageraad in de P.L. Takstraat. Ook komen er publicaties uit en kunnen er woningen met historische interieurs worden bezocht. Maar ook het welbekende tweejaarlijkse ArtZuid is dit jaar inder de paraplu van het evenement geplaatst.
Lees meer voor een geschiedenis van Plan Zuid in een notendop.
Plan Zuid was één van de eerste plannen die Amsterdam verplicht was om op te stellen volgens de woningwet. Deze wet uit 1901 vroeg gemeentes hun uitbreidingen volgens vooraf door henzelf op te leggen regels, opgesteld door bouw- en woningtoezicht uit te voeren. Aangezien het beroep van stedenbouwkundige nog in haar kinderschoenen stond en werd gezien als een voortvloeisel van de architectuur, werd voor deze nieuwe, maarimposante opdracht Nederlands grootste architect van het moment gevraagd.
Overigens is de datum 2014 voor het ivoren jubileum discutabel, aangezien het oorspronkelijke plan dat Berlage voor de buurt had ontworpen al in 1905 is aangenomen. Dit plan was opgebouwd volgens de toen heersende ideologische opvattingen voor nieuwe stadsuitbreidingen, zoals deze in heel Europa gangbaar waren, met veel groen, plek voor recreatie, sport, cultuur en andere activiteiten. Door tegenstanders werd het echter onevenwichting genoemd vanwege de geringe aantallen woningen. Hoewel erg sierlijk, was de woningdichtheid slechts een derde van het tot dan toe gebruikelijke. De kosten voor onteigening van de plannen zouden ver boven de uiteindelijke opbrengsten uitkomen en vele praktische bezwaren van onder andere de spoorwegen en Publieke Werken zorgden dat het plan slechts in minieme delen kon worden uitgevoerd.
Tien jaar later werd het plan herzien. Dit plan ontwierp Berlage in 1915 en werd vervolgens in 1917 aangenomen en is het plan dat in grote lijnen het huidige stadsbeeld toont. In de tussentijd had Berlage zich verder bekwaamd in de theorie van de stedenbouw en zijn nieuwe plan viel niet alleen in haar eigen tijd in goede aarde, ook vandaag de dag wordt het plan nog gezien als een sterk en evenwichtig plan. Berlage beschreef zijn plan als: Monumentaal van opzet en schilderachtig in detail.
Het monumentale werd bereikt met de lange en brede boulevards, waarmee het plan bij elkaar gehouden wordt. Denk hierbij aan de Apollolaan, de Minervalaan en de Stadionweg in het oosten en aan de Churchill-laan, Rooseveltlaan en Vrijheidslaan in de Rivierenbuurt. De boulevards zouden pleinen verbinden die als de centrale publieke punten in de wijk zouden dienen. Op elk plein had Berlage een belangrijk gebouw bedacht. Onder andere een Rijksacademie voor beeldende kunsten, een ziekenhuis, een opera en een kunstenaarshuis. Door geldgebrek en een veranderende vraag in de loop der tijd zijn de meeste van deze gebouwen echter niet gerealiseerd. Het schilderachtige werd bewerkstelligd door een hoge mate van detaillering en romantiek in de buurten die tussen de boulevards ontstonden. In het plan had Berlage ruimte gereserveerd voor zowel dure villa's, middenstandswoningen en een plan voor arbeiderswoningen. Voor dit laatste werd onder andere een door J.F. Repko voorgesteld plan letterlijk overgenomen. Dit plan was een uitwerking van een idealisering van de indeling voor een arbeidersbuurt.
Berlage had een grote invloed op de uiteindelijke architectonische éénheid in het plan. Zo bepaalde hij naast de ligging van straten en kanalen ook mede de hoogte van de bebouwing, de vorm van de daken, de beplantingen en dergelijke. Ook de voor Amsterdam Zuid kenmerkende torenachtige verhogingen op de hoeken van straten zijn een gevolg van de plannen van Berlage. Andere architecten werden vervolgens gevraagd om de supervisie te voeren over de kleinere individuele buurten. Daarbij moesten echter de ideeën van Berlage als leidraad worden gebruikt. De welstandscommissie zorgde voor een verdere éénheid in de uitwerking van de plannen. Bij de latere bebouwingen was deze bemoeienis zo groot, dat er weinig eigen inbreng van de architecten meer mogelijk was. Vooral in de meer zuidelijke delen van het plan is dit goed te merken en zijn de individuele blokken nauwelijks van elkaar te onderscheiden.
De invulling van het plan gebeurde vanaf 1917. In eerste instantie waren het de woningbouwverenigingen die de bovenhand voerden. Na 1921, bij een aanpassing van de Woningwet in het voordeel van particuliere bouwondernemers namen deze laatsten de bouw voor het merendeel over.
Bij een volgende herziening van Plan Zuid was de in 1934 overleden Berlage inmiddels niet meer beschikbaar voor het overzicht van aanpassingen voor het plan. Zijn opvolger was Cornelis van Eesteren, aanhanger van De Stijl en het Nieuwe Bouwen. Als onderdeel van het Algemeen Uitbreidingsplan paste hij het plan aan ten zuiden van het Zuider Amstelkanaal aan, aan de hand van zijn eigen opvattingen over moderne stedenbouw, met strokenbouw en veel groen. Vergelijkbare opvattingen zijn ook in Nieuw-West duidelijk te herkennen. Het was de tijd van Licht, Lucht en Ruimte.
Bekijk voor alle activiteiten de website van het evenement
ontdekberlage.nl
Voor de thema rondleidingen van Museum Het Schip, zie:
hetschip.nl
Afbeeldingen:
- Tekeningen plannen: H. Berlage gevonden via wikipedia
- Flyer: Ontdek Berlage
Bronnen:
- Aerts, R., Rooy, P. De e.a. (2006), Geschiedenis van Amsterdam deel III 1813-1900, Hoofdstad in aanbouw, Uitgeverij SUN, Amsterdam
- Fraenkel, F. (1976), Het plan Amsterdam-Zuid van H.P.Berlage, Canaletto, Alphen a.d.Rijn
- Beekum, R., (2009), Architect Johan Frederik Repko en Plan-Zuid, in: Amstelodamum
- Hoekstra, M.J. (2012), Het Plan Zuid in woorden, veranderende stedebouwkundige begrippen en een onbekende plankaart, in: Bulletin KNOB
Lees meer...
Labels:
Amsterdam Zuid,
Berlage,
Evenement,
Plan Zuid
7 jul 2013
De Amsterdamse School aan de Vrijheidslaan (Amstels Bouwvereeniging)
Het Plan Zuid van architect en stedebouwkundige Berlage in Amsterdam Zuid wordt door velen geroemd. Het was een ambitieus plan dat hoewel het in 1917 was aangenomen, pas ver na de Tweede Wereldoorlog volledig volgebouwd was. Het wordt algemeen gezien als één van de meer interessante plannen die door de Nederlande bouwkunst zijn voortgebracht en wordt door zowel de bewoners, als architectuurliefhebbers zeer gewaardeerd. Een sterke eigenschap van het plan is dat Berlage slechts de hoofdontwerper was van het grote plan, en dat het ontwerpen van deelgebieden aan andere architecten of commissies werd overgelaten. Zo ontstonden verschillende buurten met ieder een geheel eigen karakter. De architecten van de Amsterdamse School gaven het plan van de soberdere Berlage allure en schoonheid. Één deel in de Rivierenbuurt, het gebied rondom de Vrijheidslaan (voorheen de Amstellaan en Stalinlaan), tussen de Rijnstraat en de Amsteldijk is wellicht één van de meest geroemde delen vanwege de spectaculaire architectuur van sterren als Michel de Klerk, Piet Kramer, Hendrik Wijdeveld, Nico Lansdorp en Margaret Staal-Kropholler. Interessant echter, is dat zowel Berlage als de Amsterdamse School architecten hier minder invloed hebben gehad dan men zou denken. Aan de totstandkoming van dit gebied liggen enkele historisch revolutionaire ontwikkelingen ten grondslag die het imago van de Amsterdamse School en de positie van architecten in het algemeen hevig zou aantasten.
Aanleiding
Amsterdam kende in de jaren na de woningwet van 1901 een sterke groei aan woningbouwverenigingen. Hoewel deze wet er voor had gezorgd dat er veel degelijke woningen voor arbeiders werd gebouwd en het leek of er een antwoord was gevonden op de enorme vraag aan degelijke woonruimte, bleek het in de praktijk niet voldoende te zijn.
Door de materialenschaarste, veroorzaakt door de Eerste Wereldoorlog, stagneerde de bouw van woningen in de tweede helft van de jaren ’10 en bleef deze achter bij de verwachtingen en de vraag. Waar de coöperatiebouw nog enigszins doorliep, aangezien de bouw gegarandeerd werd door de gemeente Amsterdam en zij gebruik konden maken van door de overheid vastgestelde voorschotten, waren het echter vooral de particuliere bouwondernemingen die moeite hadden om te overleven. Ook ondervonden deze ondernemers, die vooral efficiënt en goedkoop moesten bouwen, veelal problemen met de strenge eisen van de schoonheidscommissie. De budgetten waren vaak krap en de extra kosten die het maken van een nieuw ontwerp met zich meebrachten als het ontwerp werd afgekeurd, konden de ondernemers niet opbrengen. Omdat de bouwondernemingen zich gepasseerd voelden ten opzichte van de coöperaties, klaagden zij met succes bij de overheid. Om de bouw van volkswoningbouw te stimuleren werd de voorschotregeling nu versoepeld, zodat ook particuliere bouwondernemingen hier gebruik van konden maken.
Amstels Bouwvereeniging en de ‘Commissie van 4’
Met de aanpassingen in de woningwet in de hand sloegen de ondernemers aan het bouwen. Om een aantal van de problemen die werden ervaren de baas te zijn, werd een groots en voor die tijd revolutionair systeem bedacht. Al in 1920 verenigden een grote groep van 70 particuliere bouwondernemers zich in ‘Amstels Bouwvereeniging’ (ABV). Deze vereniging had plannen om rondom de nieuwe Amstellaan (nu Vrijheidslaan) circa 2000 middenklasse woningen te realiseren (het werden er uiteindelijk 1750). De grond zou de ABV van de gemeente Amsterdam in erfpacht krijgen, hetgeen betekende dat de schoonheidscommissie zich met de ontwerpen van de gevels mocht bemoeien. De ABV voorzag hiermee problemen, gezien de verwachtingen met onlangs gerealiseerde precedenten als het Schip en De Dageraad. Wanneer alle ondernemers tegelijk zouden zijn gaan bouwen, zou dit bovendien een grote last voor de schoonheidscommissie vormen, hetgeen tot flinke vertragingen had kunnen leiden. Daarom besloot de ABV begin 1921 om direct naar de directeur gebouwen van de dienst Publieke Werken Allard Remco Hulshoff te stappen en hem te vragen een commissie te vormen die de esthetische leiding over het project zou voeren.
Deze commissie van 4 zou verder bestaan uit Jan Gratama (vertrekkend voorzitter van het genootschap Architectura et Amicitia en lid van de BNA), Johan (Jan) de Meyer (de voorzitter van de Amsterdamse schoonheidscommissie) en Jan Frederik (Frits) Staal (lid van de schoonheidscommissie en van Architectura et Amicitia). De Commissie van 4 was zo uitgezocht dat zij represantanten waren van de belangrijkste instanties die op dat moment over esthetiek in de architectuur oordeelden of bepaalden.
Door het esthetische vraagstuk aan anderen over te laten, zouden de ondernemers van kritiek gevrijwaard blijven en ervan verzekerd zijn dat er op dit vlak geen bouwvertragingen zouden ontstaan. De commissie zou vervolgens de architecten uitzoeken welke (slechts) de gevels van het project zouden ontwerpen. De bouwondernemers kozen zelf voor enkele simpele en efficiënte standaardplattegronden. De esthetische opdracht werd op deze manier zo miniem mogelijk gehouden en de kosten laag. De rijkspremie was f25,- per m2 met een maximum van f2.500,- en daarom konden de woningen niet groter worden dan 100m2.
De ondernemer die deze ingenieuze constructie had bedacht en die de voorzittersrol op zich had genomen, was H. van der Schaar. Deze ondernemer zou later in Amsterdam met een soortgelijke constructie 6000 woningen laten bouwen in Plan West, rondom het Mercatorplein.
Het stratenpatroon dat Berlage oorspronkelijk voor dit deel van de stad had getekend voldeed niet. De Commissie van 4 liet daarom het plan aanpassen. Naast een nieuw stratenpatroon stelden zij nieuwe straatprofielen en bouwhoogtes van de verschillende blokken vast en bepaalden de plek voor pleinen, groen en plantsoenen. Er kwamen ook enkele winkels (bijvoorbeeld bij het Meerhuizenplein, de Borssenburgstraat, de Vrijheidslaan en aan de Rijnstraat). Verder voegde de commissie vier scholen in twee schoolgebouwen toe aan het gebied, welke werden ontworpen door Publieke Werken en een electriciteits wisselstation, ontworpen door A. Boeken. Zoals te zien op zijn tekening, was Berlage’s oorspronkelijke idee sober en rechtlijnig.
Ook was er in de Rijnstraat, tegenover de IJsselstraat op nummers 31 tot 35, een plek voor een ‘bijzonder gebouw’ gereserveerd. Hier ontwierp architect Westerman in 1927 een gebouw voor de coöperatieve verbruiksvereniging “Eigen Hulp”. In dit gebouw huist tegenwoordig een Albert Heijn. De architectuur van dit gebouw kan echter niet als ‘bijzonder’ worden aangemerkt.
Uitwerking
Niet lang voor de totstandkoming van dit project was er een discussie opgelaaid onder architecten over het gebrek aan eenheid tussen verschillende gebouwen en de resulterende rommelige straatbeelden. Gebouwen werden altijd ontworpen als zelfstandige (kunst)werkjes en verscheidene architecten hadden gepleit voor meer samenhang in het stadsbeeld. De stad moest een gesammtkunstwerk worden waar alle onderdelen een ideaal beeld moesten opleveren.
Door de grootte was dit een ideaal project om hiermee te experimenteren. Aangezien alle ondernemers verschillend in grootte waren, werd het project verdeeld in percelen welke onder de ondernemers werden verloot. De Commissie van 4 verdeelde hierna de architecten over het gehele project, waarbij zij aan de hand van eerdere verdiensten bepaalden welke architecten welk deel kregen toegewezen. Dit betekende dat sommige architecten met soms wel vier of vijf verschillende ondernemers werkten.
Blokken van Kropholler, Marnette en De Klerk
De architecten die werden gevraagd werden zorgvuldig uitgekozen. Het waren allemaal architecten van de Amsterdamse School. De bouwondernemers mochten aangeven met welken zij naar tevredenheid hadden gewerkt en daaruit koos de commissie 17 architecten. De architecten die meewerkten aan het project waren (op alfabetische volgorde):
- Anthony van Baalen
- Jan Boterenbrood
- Karel Jacobus (Dick) Greiner
- A. Kint/ Theo Kint (Op bovenstaande kaart staat A. Kint aangegeven, maar in de literatuur wordt verwezen naar Th. Kint, het berust hier waarschijnlijk op een fout)
- Michel de Klerk
- Pieter Lodewijk (Piet) Kramer
- Margaret Kropholler
- Cornelis Kruyswijk
- Guillaume Frédéric La Croix
- Nicolaas (Nico) Lansdorp
- Pieter Lucas Marnette
- Barend van den Nieuwen Amstel
- Gerrit Jan Rutgers
- Dirk Frederik Slothouwer
- Arend Jan Westerman
- Hendrik Theodorus Wijdeveld
- Jouke Zietsma
De honorering van de architecten geschiedde per perceel, waarbij een vergoeding van f100,- per perceel was gekozen. Elke architect kreeg minstens 200 meter toebedeeld, maar architecten die moeilijkere delen mochten ontwerpen kregen meer lengte en daarmee een hogere honorering.
De scheidingen tussen de architecten werd zoveel mogelijk enkele percelen ‘om de hoek’ geplaatst, zodat een mooie hoekoplossing mogelijk was. Ook werden de architecten zo over het project verdeeld dat zij vaker de beide zijden van een straat mochten ontwerpen, zoals bijvoorbeeld in de Rijnstraat en Uithoornstraat het geval is.
Ook nieuw was dat de architecten hun ontwerpen op elkaar moesten laten aansluiten, dit werd echter door slechts enkele architecten met finesse uitgevoerd. In de praktijk betekende dit dat er tussen de delen van de verschillende architecten een tussengedeelte kwam waar onderdelen van beide ontwerpen samen kwamen. Een mooi voorbeeld hiervan is het gedeelte tussen dat van Michel de Klerk en Zietsma (Vrijheidslaan 52 – 56, zie hieronder). Hier is een deel waar balkons en raampartijen van Michel de Klerk, maar de voordeuren en het baksteenpatroon van Zietsma zijn gebruikt. Ook het deel tussen Piet Kramer en Marnette heeft een dergelijke overgang gekregen.
Overgang aan de Vrijheidslaan tussen Zietsma (links) en De Klerk
Hoewel de architecten slechts de gevels mochten ontwerpen, waren zij niet vrij om alles zelf te bepalen. De commissie stelde vergaande eisen op over bijvoorbeeld hoogte en materiaalkeuze. Zo werden de architecten aan de Amstellaan bijvoorbeeld verplicht dezelfde geelkleurige steen te gebruiken, maar werden er ook eisen gesteld aan de kleur van de voegen, de dakbedekking en de kleur van het schilderwerk.
De standaard plattegronden waren ontworpen door onder anderen G. Klomp. Enige verscheidenheid in de woningen ontstond door hier een aantal varianten op te maken. Ook waren de ondernemers niet verplicht om zich aan de standaardplattegronden te houden, hetgeen uiteindelijk toch een ruime verscheidenheid aan plattegrond opleverde. De woningen hadden allemaal een dubbele kamer 'en suite', twee slaapkamers, een keuken, maar geen badkamer.
Standaardplattegronden
De Commissie van 4 werd verantwoordelijk gehouden bij eventueel ontstane geschillen tussen de architecten en de bouwondernemers. Om de samenwerking met alle verschillende architecten in goede banen te leiden werd er een tijdelijke keet op locatie opgericht. Hier was een bureau chef te werk gesteld die moest toezien dat de architecten hun werk op tijd en naar de eisen van de commissie uitvoerden. Ook was hier de gelegenheid voor de architecten onderling om de aansluiting van gevels te bespreken.
Problemen en kritiek
De uitvoering van de plannen kende ook enkele problemen. Veel van de bouwondernemers had nog nooit met architecten gewerkt. De invoering van de schoonheidscommissie en daarmee de verplichting om een esthetisch gepast ontwerp aan te leveren was vrij recent. Veel ondernemers waren nog gewend om tekenaars in te huren voor de minimale esthetiek en om zelf het laatste woord te houden over de uiteindelijke plannen. Dit leverde bij vele betrokkenen spanningen en daarmee vertragingen op.
Ook bleek de kwalitatieve uitvoering niet bij alle bouwondernemers gelijk. Bij een aantal woningen waren de bouwtechnische details dusdanig slecht uitgevoerd dat het gehele plan door bouwtechnisch aangelegde critici werd verafschuwd. De controle had in handen van de Commissie van 4 moeten liggen, maar omdat deze zich meer bezig hield met de esthetische leiding, was er minder aandacht voor de correcte uitvoering van de plannen.
Blokken van Kramer en Boterenbrood en een affiche voor een tentoonstelling over het plan
Ook de kritiek op het plan was niet mals. Nog voordat er een paal de grond in was geslagen, was er consternatie over de selectieprocedures van de architecten, waarbij de gemeentelijke diensten een voorkeursbehandeling konden opleggen voor een aantal architecten. Hulshoff, de voorzitter van de Commissie van 4 verdedigde zijn betrokkenheid bij het plan met het feit dat ondanks dat bouwondernemers nu nieuwe mogelijkheden hadden om te bouwen, de eenheid van het stadsbeeld toch gegarandeerd was doordat de stad zelf de ‘gecentraliseerde esthetische leiding’ in handen kon houden. Ook bewonderde hij de bereidheid van de bouwondernemers om de vormgeving uit handen te geven. In plaats van een kakofonie van verschillende blokken zou er nu een nieuw gedeelte van de stad als geheel ontworpen kunnen worden.
Toen het plan af was, zou de kritiek niet afnemen. Naast de te verwachten kritiek van traditionalisten en functionalisten op de vormgeving van de blokken was er ook kritiek op de plattegronden van de ondernemers. Dit zou normaal gesproken het werk van architecten moeten zijn maar het was nu door ‘beunhazen’ gedaan. Maar vooral werd er in de vakbladen schande gesproken van het feit dat architecten werden gereduceerd tot ontwerpers van gevels. Het werk van architecten ging maar 22 centimeter diep (de dikte van de gevels). Vooral de Commissie van 4 werd verweten dat zij een dergelijke gang van zaken hadden toegelaten en zelfs hadden ondersteund.
Piet Kramer verdedigde de manier van bouwen later door te stellen dat het beter was dat architecten slechts de gevel ontwierpen dan dat zij helemaal niet betrokken zouden zijn geweest bij de bouw, omdat op deze manier het stadsbeeld tenminste gewaarborgd bleef van esthetische ellende.
J.P. Mieras schreef in het tijdschrift Wendingen dat hij het deels eens was met de kritiek en het betreurde dat de plattegronden weinig kwaliteit kenden, maar dat dit de architecten niet was aan te rekenen. Sterker, de architecten hadden er ten minste voor gezorgd dat het aanzicht van de stad een zekere kwaliteit had meegekregen: “Wat is beter, slechte huizen met slechte gevels of slechte huizen met goede gevels?”
Echter, omdat de schoonheidscommissie druk bezig was met het opstellen van richtlijnen, gezag voeren en probeerde een eenheid te creëren in het plan, heeft zij haar oorspronkelijke functie als controlerende en keurende instantie niet kunnen uitvoeren. Er is een verstrengeling van functies onstaan welke door de bouwondernemers is gebruikt om de verantwoordelijkheid van zich af te kunnen schuiven.
Ondanks de verdediging bleek het project de kritiek niet te kunnen doorstaan. De functionele en rationele architecten van het recente Nieuwe Bouwen schreven de plannen de grond in. De term ‘schortjes architectuur’, waarmee later de hele Amsterdamse School beweging is weggeschreven als een stroming die alleen oog had voor het uiterlijk, zonder zich te bekommeren om functionaliteit of het welzijn van de bewoners, is ontstaan te midden van de stortvloed aan kritiek op dit plan. De Amsterdamse School was na 1923 duidelijk over haar hoogtepunt heen.
Meerhuizenplein (Arend Jan Westerman en Liesbeth van der Pol)
Het project anno nu
Hoewel het project in de pers en in architectenkringen werd verafschuwd, wordt dit deel van Amsterdam tegenwoordig beter gewaardeerd. Vooral de grootse opzet en de dichtheid aan toparchitecten uit de Amsterdamse School periode maakt het een prachtig gebied om te verblijven. Het plangebied heeft één van de hoogste concentraties van monumenten van Plan Zuid.
Ook zijn verschillende blokken die in de loop der tijd zijn aangetast door verbouwingen (plastic kozijnen), inmiddels teruggebracht naar de oorspronkelijke staat. De grootste delen van het plan zijn in de loop der tijd in de sociale woningbouw terecht gekomen en zijn in bezit van woningcorporatie Ymere. Zij hebben vooral de belangrijkste panden met zorg gerestaureerd. Toch zijn enkele delen van het gebied inmiddels verdwenen. Zo is er een groot deel aan het Meerhuizenplein gesloopt en opnieuw ingericht ‘in de geest van’ de Amsterdamse School door Liesbeth van der Pol van Dok Architecten. Hiervoor is de volledige bijdrage van architect Westerman tegen de vlakte gegaan. De poort richting de Meerhuizenstraat is hierbij wel in een moderne variant in ere gehouden. Ook de scholen zijn niet allen meer aanwezig. De scholen aan het Borssenburgplein zijn in 1987 vervangen voor nieuwbouwwoningen.
De nadelen die men vroeger met het plan associeerden zijn inmiddels niet meer van deze tijd. Ondanks (of misschien wel dankzij) het feit dat de architecten zich alleen met gevels bezig mochten houden, hebben zij zich hier wel met volle overtuiging aan overgegeven. Het plan barst van de prachtige details. Spectaculaire rondingen in de balkons, ramen in bijzondere vormen, en mooie details in baksteen, smeedijzerwerk en hout.
Hoewel er in het verleden veel te doen was om de juiste plattegronden, vinden we dat tegenwoordig minder belangrijk. Men houdt er juist wel van als er een inefficient hoekje of onpraktische kast in een woning zit. Het geeft de woning wat persoonlijkheid.
Rijke detaillering van Boterenbrood en Greiner aan de Rijnstraat en van Kropholler aan de Holendrechtstraat
View Larger Map
Bronnen:
- Bock, M ea, (1997), Michel de Klerk, Bouwmeester en tekenaar van de Amsterdamse School, NAi uitgevers
- Fraenkel, F. (1976), Het plan Amsterdam-Zuid van H.P.Berlage, Canaletto, Alphen a.d.Rijn
- Kohlenbach, B. (1994), Pieter Lodewijk Kramer, Architect van de Amsterdamse School, V+K Publishing
- Boterenbrood, J, (1923) Plan Zuid in: Tijdschrift voor de volkswoningbouw
- Hulshoff, AR, (1921) De aesthetische leiding van den woningbouw van ‘Amstel’s Bouwvereeniging’ in de uitbreiding ‘Zuid’ te Amsterdam, in: Bouwkundig Weekblad
- Kloes, JA van der, (1923) Rare bouwerij, in: Bouwstoffen
- Mieras, JP, (1922) Situatie Amstels Bouwvereeniging, in: Bouwkundig Weekblad
- Mieras, JP, (1923) Architectuur in uitbreiding ‘Zuid’ te Amsterdam, in: Wendingen
- Boeken, A, (1923) De architect en de eigenbouwer, in : Bouwkundig Weekblad
- Wils, J, (1923) ‘Rare bouwerij’, in: Het Vaderland, 9 juni 1923
Foto’s en afbeeldingen:
- Tekening oorspronkelijk plangebied: Uitsnede uit een tekening van Berlage
- Kaart plangebied. Onder andere verschenen in Bouwkundig Weekblad (1922)
- Historische foto's:
- J.H. Martelhoff. uit: Wendingen (1923)
- Beeldbank Archief van Amsterdam
- Woningplattegronden: Verschenen in Wendingen (1923) en Tijdschrift voor Volkshuisvesting (1923)
- Overige foto's: SPQA Amsterdam
Lees meer...
Aanleiding
Amsterdam kende in de jaren na de woningwet van 1901 een sterke groei aan woningbouwverenigingen. Hoewel deze wet er voor had gezorgd dat er veel degelijke woningen voor arbeiders werd gebouwd en het leek of er een antwoord was gevonden op de enorme vraag aan degelijke woonruimte, bleek het in de praktijk niet voldoende te zijn.
Door de materialenschaarste, veroorzaakt door de Eerste Wereldoorlog, stagneerde de bouw van woningen in de tweede helft van de jaren ’10 en bleef deze achter bij de verwachtingen en de vraag. Waar de coöperatiebouw nog enigszins doorliep, aangezien de bouw gegarandeerd werd door de gemeente Amsterdam en zij gebruik konden maken van door de overheid vastgestelde voorschotten, waren het echter vooral de particuliere bouwondernemingen die moeite hadden om te overleven. Ook ondervonden deze ondernemers, die vooral efficiënt en goedkoop moesten bouwen, veelal problemen met de strenge eisen van de schoonheidscommissie. De budgetten waren vaak krap en de extra kosten die het maken van een nieuw ontwerp met zich meebrachten als het ontwerp werd afgekeurd, konden de ondernemers niet opbrengen. Omdat de bouwondernemingen zich gepasseerd voelden ten opzichte van de coöperaties, klaagden zij met succes bij de overheid. Om de bouw van volkswoningbouw te stimuleren werd de voorschotregeling nu versoepeld, zodat ook particuliere bouwondernemingen hier gebruik van konden maken.
Amstels Bouwvereeniging en de ‘Commissie van 4’
Met de aanpassingen in de woningwet in de hand sloegen de ondernemers aan het bouwen. Om een aantal van de problemen die werden ervaren de baas te zijn, werd een groots en voor die tijd revolutionair systeem bedacht. Al in 1920 verenigden een grote groep van 70 particuliere bouwondernemers zich in ‘Amstels Bouwvereeniging’ (ABV). Deze vereniging had plannen om rondom de nieuwe Amstellaan (nu Vrijheidslaan) circa 2000 middenklasse woningen te realiseren (het werden er uiteindelijk 1750). De grond zou de ABV van de gemeente Amsterdam in erfpacht krijgen, hetgeen betekende dat de schoonheidscommissie zich met de ontwerpen van de gevels mocht bemoeien. De ABV voorzag hiermee problemen, gezien de verwachtingen met onlangs gerealiseerde precedenten als het Schip en De Dageraad. Wanneer alle ondernemers tegelijk zouden zijn gaan bouwen, zou dit bovendien een grote last voor de schoonheidscommissie vormen, hetgeen tot flinke vertragingen had kunnen leiden. Daarom besloot de ABV begin 1921 om direct naar de directeur gebouwen van de dienst Publieke Werken Allard Remco Hulshoff te stappen en hem te vragen een commissie te vormen die de esthetische leiding over het project zou voeren.
Deze commissie van 4 zou verder bestaan uit Jan Gratama (vertrekkend voorzitter van het genootschap Architectura et Amicitia en lid van de BNA), Johan (Jan) de Meyer (de voorzitter van de Amsterdamse schoonheidscommissie) en Jan Frederik (Frits) Staal (lid van de schoonheidscommissie en van Architectura et Amicitia). De Commissie van 4 was zo uitgezocht dat zij represantanten waren van de belangrijkste instanties die op dat moment over esthetiek in de architectuur oordeelden of bepaalden.
Door het esthetische vraagstuk aan anderen over te laten, zouden de ondernemers van kritiek gevrijwaard blijven en ervan verzekerd zijn dat er op dit vlak geen bouwvertragingen zouden ontstaan. De commissie zou vervolgens de architecten uitzoeken welke (slechts) de gevels van het project zouden ontwerpen. De bouwondernemers kozen zelf voor enkele simpele en efficiënte standaardplattegronden. De esthetische opdracht werd op deze manier zo miniem mogelijk gehouden en de kosten laag. De rijkspremie was f25,- per m2 met een maximum van f2.500,- en daarom konden de woningen niet groter worden dan 100m2.
De ondernemer die deze ingenieuze constructie had bedacht en die de voorzittersrol op zich had genomen, was H. van der Schaar. Deze ondernemer zou later in Amsterdam met een soortgelijke constructie 6000 woningen laten bouwen in Plan West, rondom het Mercatorplein.
Het stratenpatroon dat Berlage oorspronkelijk voor dit deel van de stad had getekend voldeed niet. De Commissie van 4 liet daarom het plan aanpassen. Naast een nieuw stratenpatroon stelden zij nieuwe straatprofielen en bouwhoogtes van de verschillende blokken vast en bepaalden de plek voor pleinen, groen en plantsoenen. Er kwamen ook enkele winkels (bijvoorbeeld bij het Meerhuizenplein, de Borssenburgstraat, de Vrijheidslaan en aan de Rijnstraat). Verder voegde de commissie vier scholen in twee schoolgebouwen toe aan het gebied, welke werden ontworpen door Publieke Werken en een electriciteits wisselstation, ontworpen door A. Boeken. Zoals te zien op zijn tekening, was Berlage’s oorspronkelijke idee sober en rechtlijnig.
Ook was er in de Rijnstraat, tegenover de IJsselstraat op nummers 31 tot 35, een plek voor een ‘bijzonder gebouw’ gereserveerd. Hier ontwierp architect Westerman in 1927 een gebouw voor de coöperatieve verbruiksvereniging “Eigen Hulp”. In dit gebouw huist tegenwoordig een Albert Heijn. De architectuur van dit gebouw kan echter niet als ‘bijzonder’ worden aangemerkt.
Uitwerking
Niet lang voor de totstandkoming van dit project was er een discussie opgelaaid onder architecten over het gebrek aan eenheid tussen verschillende gebouwen en de resulterende rommelige straatbeelden. Gebouwen werden altijd ontworpen als zelfstandige (kunst)werkjes en verscheidene architecten hadden gepleit voor meer samenhang in het stadsbeeld. De stad moest een gesammtkunstwerk worden waar alle onderdelen een ideaal beeld moesten opleveren.
Door de grootte was dit een ideaal project om hiermee te experimenteren. Aangezien alle ondernemers verschillend in grootte waren, werd het project verdeeld in percelen welke onder de ondernemers werden verloot. De Commissie van 4 verdeelde hierna de architecten over het gehele project, waarbij zij aan de hand van eerdere verdiensten bepaalden welke architecten welk deel kregen toegewezen. Dit betekende dat sommige architecten met soms wel vier of vijf verschillende ondernemers werkten.
Blokken van Kropholler, Marnette en De Klerk
De architecten die werden gevraagd werden zorgvuldig uitgekozen. Het waren allemaal architecten van de Amsterdamse School. De bouwondernemers mochten aangeven met welken zij naar tevredenheid hadden gewerkt en daaruit koos de commissie 17 architecten. De architecten die meewerkten aan het project waren (op alfabetische volgorde):
- Anthony van Baalen
- Jan Boterenbrood
- Karel Jacobus (Dick) Greiner
- A. Kint/ Theo Kint (Op bovenstaande kaart staat A. Kint aangegeven, maar in de literatuur wordt verwezen naar Th. Kint, het berust hier waarschijnlijk op een fout)
- Michel de Klerk
- Pieter Lodewijk (Piet) Kramer
- Margaret Kropholler
- Cornelis Kruyswijk
- Guillaume Frédéric La Croix
- Nicolaas (Nico) Lansdorp
- Pieter Lucas Marnette
- Barend van den Nieuwen Amstel
- Gerrit Jan Rutgers
- Dirk Frederik Slothouwer
- Arend Jan Westerman
- Hendrik Theodorus Wijdeveld
- Jouke Zietsma
De honorering van de architecten geschiedde per perceel, waarbij een vergoeding van f100,- per perceel was gekozen. Elke architect kreeg minstens 200 meter toebedeeld, maar architecten die moeilijkere delen mochten ontwerpen kregen meer lengte en daarmee een hogere honorering.
De scheidingen tussen de architecten werd zoveel mogelijk enkele percelen ‘om de hoek’ geplaatst, zodat een mooie hoekoplossing mogelijk was. Ook werden de architecten zo over het project verdeeld dat zij vaker de beide zijden van een straat mochten ontwerpen, zoals bijvoorbeeld in de Rijnstraat en Uithoornstraat het geval is.
Ook nieuw was dat de architecten hun ontwerpen op elkaar moesten laten aansluiten, dit werd echter door slechts enkele architecten met finesse uitgevoerd. In de praktijk betekende dit dat er tussen de delen van de verschillende architecten een tussengedeelte kwam waar onderdelen van beide ontwerpen samen kwamen. Een mooi voorbeeld hiervan is het gedeelte tussen dat van Michel de Klerk en Zietsma (Vrijheidslaan 52 – 56, zie hieronder). Hier is een deel waar balkons en raampartijen van Michel de Klerk, maar de voordeuren en het baksteenpatroon van Zietsma zijn gebruikt. Ook het deel tussen Piet Kramer en Marnette heeft een dergelijke overgang gekregen.
Overgang aan de Vrijheidslaan tussen Zietsma (links) en De Klerk
Hoewel de architecten slechts de gevels mochten ontwerpen, waren zij niet vrij om alles zelf te bepalen. De commissie stelde vergaande eisen op over bijvoorbeeld hoogte en materiaalkeuze. Zo werden de architecten aan de Amstellaan bijvoorbeeld verplicht dezelfde geelkleurige steen te gebruiken, maar werden er ook eisen gesteld aan de kleur van de voegen, de dakbedekking en de kleur van het schilderwerk.
De standaard plattegronden waren ontworpen door onder anderen G. Klomp. Enige verscheidenheid in de woningen ontstond door hier een aantal varianten op te maken. Ook waren de ondernemers niet verplicht om zich aan de standaardplattegronden te houden, hetgeen uiteindelijk toch een ruime verscheidenheid aan plattegrond opleverde. De woningen hadden allemaal een dubbele kamer 'en suite', twee slaapkamers, een keuken, maar geen badkamer.
Standaardplattegronden
De Commissie van 4 werd verantwoordelijk gehouden bij eventueel ontstane geschillen tussen de architecten en de bouwondernemers. Om de samenwerking met alle verschillende architecten in goede banen te leiden werd er een tijdelijke keet op locatie opgericht. Hier was een bureau chef te werk gesteld die moest toezien dat de architecten hun werk op tijd en naar de eisen van de commissie uitvoerden. Ook was hier de gelegenheid voor de architecten onderling om de aansluiting van gevels te bespreken.
Problemen en kritiek
De uitvoering van de plannen kende ook enkele problemen. Veel van de bouwondernemers had nog nooit met architecten gewerkt. De invoering van de schoonheidscommissie en daarmee de verplichting om een esthetisch gepast ontwerp aan te leveren was vrij recent. Veel ondernemers waren nog gewend om tekenaars in te huren voor de minimale esthetiek en om zelf het laatste woord te houden over de uiteindelijke plannen. Dit leverde bij vele betrokkenen spanningen en daarmee vertragingen op.
Ook bleek de kwalitatieve uitvoering niet bij alle bouwondernemers gelijk. Bij een aantal woningen waren de bouwtechnische details dusdanig slecht uitgevoerd dat het gehele plan door bouwtechnisch aangelegde critici werd verafschuwd. De controle had in handen van de Commissie van 4 moeten liggen, maar omdat deze zich meer bezig hield met de esthetische leiding, was er minder aandacht voor de correcte uitvoering van de plannen.
Blokken van Kramer en Boterenbrood en een affiche voor een tentoonstelling over het plan
Ook de kritiek op het plan was niet mals. Nog voordat er een paal de grond in was geslagen, was er consternatie over de selectieprocedures van de architecten, waarbij de gemeentelijke diensten een voorkeursbehandeling konden opleggen voor een aantal architecten. Hulshoff, de voorzitter van de Commissie van 4 verdedigde zijn betrokkenheid bij het plan met het feit dat ondanks dat bouwondernemers nu nieuwe mogelijkheden hadden om te bouwen, de eenheid van het stadsbeeld toch gegarandeerd was doordat de stad zelf de ‘gecentraliseerde esthetische leiding’ in handen kon houden. Ook bewonderde hij de bereidheid van de bouwondernemers om de vormgeving uit handen te geven. In plaats van een kakofonie van verschillende blokken zou er nu een nieuw gedeelte van de stad als geheel ontworpen kunnen worden.
Toen het plan af was, zou de kritiek niet afnemen. Naast de te verwachten kritiek van traditionalisten en functionalisten op de vormgeving van de blokken was er ook kritiek op de plattegronden van de ondernemers. Dit zou normaal gesproken het werk van architecten moeten zijn maar het was nu door ‘beunhazen’ gedaan. Maar vooral werd er in de vakbladen schande gesproken van het feit dat architecten werden gereduceerd tot ontwerpers van gevels. Het werk van architecten ging maar 22 centimeter diep (de dikte van de gevels). Vooral de Commissie van 4 werd verweten dat zij een dergelijke gang van zaken hadden toegelaten en zelfs hadden ondersteund.
Piet Kramer verdedigde de manier van bouwen later door te stellen dat het beter was dat architecten slechts de gevel ontwierpen dan dat zij helemaal niet betrokken zouden zijn geweest bij de bouw, omdat op deze manier het stadsbeeld tenminste gewaarborgd bleef van esthetische ellende.
J.P. Mieras schreef in het tijdschrift Wendingen dat hij het deels eens was met de kritiek en het betreurde dat de plattegronden weinig kwaliteit kenden, maar dat dit de architecten niet was aan te rekenen. Sterker, de architecten hadden er ten minste voor gezorgd dat het aanzicht van de stad een zekere kwaliteit had meegekregen: “Wat is beter, slechte huizen met slechte gevels of slechte huizen met goede gevels?”
Echter, omdat de schoonheidscommissie druk bezig was met het opstellen van richtlijnen, gezag voeren en probeerde een eenheid te creëren in het plan, heeft zij haar oorspronkelijke functie als controlerende en keurende instantie niet kunnen uitvoeren. Er is een verstrengeling van functies onstaan welke door de bouwondernemers is gebruikt om de verantwoordelijkheid van zich af te kunnen schuiven.
Ondanks de verdediging bleek het project de kritiek niet te kunnen doorstaan. De functionele en rationele architecten van het recente Nieuwe Bouwen schreven de plannen de grond in. De term ‘schortjes architectuur’, waarmee later de hele Amsterdamse School beweging is weggeschreven als een stroming die alleen oog had voor het uiterlijk, zonder zich te bekommeren om functionaliteit of het welzijn van de bewoners, is ontstaan te midden van de stortvloed aan kritiek op dit plan. De Amsterdamse School was na 1923 duidelijk over haar hoogtepunt heen.
Meerhuizenplein (Arend Jan Westerman en Liesbeth van der Pol)
Het project anno nu
Hoewel het project in de pers en in architectenkringen werd verafschuwd, wordt dit deel van Amsterdam tegenwoordig beter gewaardeerd. Vooral de grootse opzet en de dichtheid aan toparchitecten uit de Amsterdamse School periode maakt het een prachtig gebied om te verblijven. Het plangebied heeft één van de hoogste concentraties van monumenten van Plan Zuid.
Ook zijn verschillende blokken die in de loop der tijd zijn aangetast door verbouwingen (plastic kozijnen), inmiddels teruggebracht naar de oorspronkelijke staat. De grootste delen van het plan zijn in de loop der tijd in de sociale woningbouw terecht gekomen en zijn in bezit van woningcorporatie Ymere. Zij hebben vooral de belangrijkste panden met zorg gerestaureerd. Toch zijn enkele delen van het gebied inmiddels verdwenen. Zo is er een groot deel aan het Meerhuizenplein gesloopt en opnieuw ingericht ‘in de geest van’ de Amsterdamse School door Liesbeth van der Pol van Dok Architecten. Hiervoor is de volledige bijdrage van architect Westerman tegen de vlakte gegaan. De poort richting de Meerhuizenstraat is hierbij wel in een moderne variant in ere gehouden. Ook de scholen zijn niet allen meer aanwezig. De scholen aan het Borssenburgplein zijn in 1987 vervangen voor nieuwbouwwoningen.
De nadelen die men vroeger met het plan associeerden zijn inmiddels niet meer van deze tijd. Ondanks (of misschien wel dankzij) het feit dat de architecten zich alleen met gevels bezig mochten houden, hebben zij zich hier wel met volle overtuiging aan overgegeven. Het plan barst van de prachtige details. Spectaculaire rondingen in de balkons, ramen in bijzondere vormen, en mooie details in baksteen, smeedijzerwerk en hout.
Hoewel er in het verleden veel te doen was om de juiste plattegronden, vinden we dat tegenwoordig minder belangrijk. Men houdt er juist wel van als er een inefficient hoekje of onpraktische kast in een woning zit. Het geeft de woning wat persoonlijkheid.
Rijke detaillering van Boterenbrood en Greiner aan de Rijnstraat en van Kropholler aan de Holendrechtstraat
View Larger Map
Bronnen:
- Bock, M ea, (1997), Michel de Klerk, Bouwmeester en tekenaar van de Amsterdamse School, NAi uitgevers
- Fraenkel, F. (1976), Het plan Amsterdam-Zuid van H.P.Berlage, Canaletto, Alphen a.d.Rijn
- Kohlenbach, B. (1994), Pieter Lodewijk Kramer, Architect van de Amsterdamse School, V+K Publishing
- Boterenbrood, J, (1923) Plan Zuid in: Tijdschrift voor de volkswoningbouw
- Hulshoff, AR, (1921) De aesthetische leiding van den woningbouw van ‘Amstel’s Bouwvereeniging’ in de uitbreiding ‘Zuid’ te Amsterdam, in: Bouwkundig Weekblad
- Kloes, JA van der, (1923) Rare bouwerij, in: Bouwstoffen
- Mieras, JP, (1922) Situatie Amstels Bouwvereeniging, in: Bouwkundig Weekblad
- Mieras, JP, (1923) Architectuur in uitbreiding ‘Zuid’ te Amsterdam, in: Wendingen
- Boeken, A, (1923) De architect en de eigenbouwer, in : Bouwkundig Weekblad
- Wils, J, (1923) ‘Rare bouwerij’, in: Het Vaderland, 9 juni 1923
Foto’s en afbeeldingen:
- Tekening oorspronkelijk plangebied: Uitsnede uit een tekening van Berlage
- Kaart plangebied. Onder andere verschenen in Bouwkundig Weekblad (1922)
- Historische foto's:
- J.H. Martelhoff. uit: Wendingen (1923)
- Beeldbank Archief van Amsterdam
- Woningplattegronden: Verschenen in Wendingen (1923) en Tijdschrift voor Volkshuisvesting (1923)
- Overige foto's: SPQA Amsterdam
Lees meer...
Labels:
Amstels Bouwvereniging,
Amsterdam Zuid,
Amsterdamse School,
AR Hulshoff,
B van den Nieuwen Amstel,
JF Staal,
Michel de Klerk,
Nicolaas Lansdorp,
Piet Kramer,
Westerman,
Wijdeveld,
Woningwet
Abonneren op:
Posts (Atom)