Bij Uitgeverij Stokerkade is verschenen het boek Piet Kramer, Bruggenbouwer van de Amsterdamse School van Sebas Baggelaar, auteur op dit weblog en Pim van Schaik. Piet Kramer was één van de belangrijkste architecten van de Amsterdamse School. Hij was een vitale en eigenzinnige kunstenaar met een ongeremde scheppingsdrang. De honderden bruggen die het Amsterdamse stadsbeeld kleuren met hun verrassende architectuur en grillige smeedwerk zijn een getuigenis van zijn oneindige creativiteit.
Veertig jaar lang werkte Kramer voor de gemeente, waar hij zo’n 250 bruggen ontwierp voor alle delen van de stad. Nooit eerder is er zo veel aandacht besteed aan het uiterlijk van de bruggen. Kramer werkte vaak samen met Hildo Krop, de stadsbeeldhouwer van Amsterdam. Bijzonder is hoe zij gezamenlijk de ruimte kregen om deze ‘publieke werken’ met hun zeer persoonlijke kunstuitingen te verrijken. Want rijk zijn ze, deze bruggen: rijk aan virtuoos smeed- en metselwerk en rijk aan beelden en ornamenten, vol lyriek en symboliek.
Het boek geeft een prachtig beeld van de alom aanwezige bruggen. De bekende bruggen in het Plan Zuid van Berlage, maar ook de omstreden bruggen in het centrum van de stad en de technische bruggen over doorgaande vaarwegen. En niet te vergeten de tientallen bruggen in het Amsterdamse Bos, de ‘speeltuin’ waar Kramer zich naar hartenlust kon uitleven. Dit boekt onthult de volle creatieve rijkdom van de bruggen en laat zien dat het de moeite loont daar even op stil te staan.
Een preview van het boek is te vinden op: issuu.com
Gebonden, 256 pp., 24 x 27 cm
ISBN 9789079156313
Winkelprijs € 24,50
Lees meer...
5 mei 2016
Boek: Piet Kramer, Bruggenbouwer van de Amsterdamse School
12 apr 2016
Hildo Kropbrug en Kinderbrug (419 & 420)
De afgelopen tijd heeft het blog SPQA stilgestaan, omdat ik bezig was met een groot project. Op 22 april komt het resultaat, het boek Piet Kramer, bruggenbouwer van de Amsterdamse School uit bij uitgeverij Stokerkade. Als voorproefje geef ik graag een klein deel prijs dat gaat over een brug die mij persoonlijk aan het hart gaat, omdat ik zelf als kind in de buurt heb gewoond. Het buurtje rondom het Vossiusgymnasium, waarvan de Herman Heijermansweg een belangrijke as vormt tussen het Muzenplein en de Diepenbrockstraat is waar ik mijn jeugd heb doorgebracht. Het plantsoen van de brug was toen al jaren niet onderhouden en volledig overwoekerd. Het beeld met het paard dat een kind lijkt te zullen vertrappen had voor mij eerder een lugubere dan een sierlijke connotatie. Het is pas veel later, nadat ik de symboliek van het beeldhouwwerk en de details van het ontwerp heb ontdekt, dat ik de schoonheid van het ensemble ben gaan waarderen. Nu echter is het voor mij één van de meest kenmerkende projecten van Piet Kramer, waarbij zijn visie over wat een brug voor een stad zou kunnen betekenen, in alle aspecten wordt getoond.
Twee bruggen, één ontwerp
Waar het Amstelkanaal de Boerenwetering kruist, splitst deze zich richting het westen in tweeën. Hierdoor ontstaat een vijfsprong van watervaarten dat werkt als een scharnierpunt, waarmee de twee helften van Plan Zuid worden verbonden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Berlage voor deze plek iets bijzonders in gedachten had. Zijn eigen visie bevatte onder andere een opera die hier half in het water stak waarbij brede groene wallen aan rustzoekers de gelegenheid moesten bieden om ’s zomers te genieten van het water terwijl de boten van een roeivereniging af en aan zouden varen. Met kleine zitplekjes, veel groen en subtiele hoogteverschillen moest hier een uiterst romantische plek ontstaan. Hoewel de roeivereniging zich hier wel heeft gevestigd, kwam op de plek van de opera echter een modernistisch hotel van een achttal verdiepingen en een tankstation. Ook de groene wallen hebben uiteindelijk niet het karakter gekregen die Berlage zich had voorgesteld. Ondanks de waarschijnlijke teleurstelling, is dit waterplein nog steeds één van de meest karakteristieke plekken van Amsterdam Zuid geworden en biedt het zicht op de algehele visie die men voor ogen had.
Rondom de waterkom zouden over vier van de vijf waterwegen een brug komen, welke in tweetallen ‘in architectonisch verband’, dus als geheel werden ontworpen . De twee noordelijke bruggen, die de Van Hilligaertstraat en de Stadionweg met elkaar verbinden, werden al tussen 1925 en 1927 gebouwd. De omliggende bebouwing was nog niet zo ver gevorderd, waardoor de noodzaak voor de twee zuidelijke gelegen bruggen pas enkele jaren later ontstond. Deze bruggen, welke later de Hildo Kropbrug en de Kinderbrug werden genoemd zijn pas in 1931 opgeleverd, maar zij vormen ongetwijfeld het meer spectaculaire paar.
De twee bruggen ontvouwen zich als één geënsceneerd ensemble over het Muzenplein en worden met elkaar verbonden door een lager gelegen plantsoen aan het water, met als apotheose een enorme zuil met wellicht het bekendste werk van Hildo Krop. Het is duidelijk dat Kramer de visie van Berlage voor dit stukje stad deelde en de potentie voor romantiek van de plek inzag. Met een budget van f440.000,- voor beide bruggen, waar eerdere bruggen nog rond de f150.000,- kostten, was het veruit het duurste bruggencomplex tot dan toe . Het budget ging op aan uitbundig smeedijzerwerk, natuurstenen elementen, waaronder bijzondere organisch gevormde brugpijlers en een uitgebreid beeldhouwprogramma. Overigens is de kostprijs per brug hierna alleen maar gestegen.
De bruggen hebben beide een breedte van 30 meter en overspannen respectievelijk 22 en 16 meter . Het technische gedeelte van de bruggen werd zoals gewoonlijk verzorgd door Kramer’s leidinggevende ingenieur, waar hij innig mee samenwerkte. In het geval van de bruggen 419 en 420 was het C. Biemond, die deze positie tot 1937 bezat. Kramer tekende tussen 1926 en 1929 aan de bruggen. Zij werden aanbesteed in juli 1930 en waren eind 1931 gereed.
Compositie van onderdelen
Het werd een rijke compositie van opvallende onderdelen in de openbare ruimte, waarbij ook de beplanting een grote rol speelden. Het ontwerp ging aanvankelijk dan ook verder dan alleen de bruggen en het huidige plantsoen. Zowel aan de Apollolaan, de Churchill-laan (toen nog Noorder Amstellaan) als aan de Herman Heijermansweg (dat op de tekening nog als Parnassuskade staat aangegeven), begon de weg met een door Kramer aangelegd plantsoen. Het terrein tussen deze laatste weg en de Boerenwetering is op het kaartje nog als een brede groene strook gedacht. Hier zijn na de oorlog een reeks villa’s gekomen als tegenhanger van die aan de overzijde van het water.
In het geheel zijn verder een transformatorhuisje en een bouwwerkje opgenomen dat moest dienen als een schaftlokaaltje en bergplaats voor de afdeling beplantingen van Publieke Werken . Deze afdeling, die verantwoordelijk was voor het onderhoud van groen in Amsterdam, had op verschillende plekken in de kleine huisjes om het tuingereedschap in op te bergen. Het unieke onderdeel waarmee ook de relatie tot de waterpartij werd verkregen, was echter een waterterras met negen gelijkvormige beeldjes met kinderen van evenzoveel verschillende beeldhouwers. Het was Kramer die het kinder-thema bedacht, waar de brug later zijn (onofficiële) naam aan zou danken.
Beeldhouwwerk
In de aanloop naar de brug was de monopoliepositie van Hildo Krop bij de gemeente onder druk komen te staan. Door zijn unieke aanstelling had hij jarenlang het overgrote deel van alle opdrachten voor de gemeente mogen uitvoeren. In een tijd waarin beeldhouwers het financieel vaak lastig hadden, leverde de voorkeursbehandeling frustratie en bezwaren op bij monde van de vakvereniging van beeldhouwers en de afdeling kunstzaken van de gemeente. Vlak voor de totstandkoming van de Kinderbrug had het pleidooi vaste voeten gekregen en werd er besloten om ook eens andere beeldhouwers gemeentelijk werk te gunnen. Kramer gaf negen beeldhouwers de opdracht om ‘een vrijstaand kinderfiguurtje met beestje of speelgoed, leeftijdgrens 4-5 jaar’ te maken. De beeldjes kwamen als een rij zuilen langs het water te staan. Ondanks de grote diversiteit in de kunstenaars heeft het resultaat een bijzonder homogene verzameling opgeleverd van wat als de belangrijkste beeldhouwers van het moment kan worden beschouwd.
Jongen met golvend haar en vis (Marinus Vreugde), Meisje met kat en bal (Hubert van Lith), Meisje met poes en schildpad (Louise Beijermans), Meisje met hond, kat, vogel en bloemen (Frits van Hall), Meisje met pop en bloemen (Willem Ijzerdraat), Meisje met schaap en lam (Frans Werner), Meisje luisterend aan schelp en pootjebadend (Theo Vos), Meisje met hond en kat (Jaap Kaas) en Kind bij bizonkop (Jan Trapman). Kramer’s jongste dochter, Melisande Kramer stond model voor het beeld van Frans Werner.
Ondanks de kans die andere beeldhouwers werd gegunt, kreeg Krop alsnog de mooiste opdracht, toen hij werd gevraagd voor de overige beeldengroepen waar het kinderthema overigens in terug komt. Bij brug 420, bij de Churchill-laan, vormen twee pijlers de sokkels van beelden van kinderen die met dieren spelen, een jongen met konijntjes en een meisje met een eekhoorn. Bij de andere brug, over het Zuider Amstelkanaal bevinden zich twee adolescente jongeren in een roeiboot. Tussen de twee bruggen staat hoog boven het geheel het beeld met een steigerend paard en een jong meisje, ‘De onbevangenheid der mensen, tegenover het leven’. Waar Kramer het overkoepelende thema voor de twee bruggen bedacht, is het waarschijnlijk Krop zelf geweest die hiermee aan de slag ging en een laag aan symboliek aan de werken heeft toegevoegd. Deze symboliek werd bij de oplevering in 1931 beschreven in een krantenartikel in het Algemeen Handelsblad, waarvan de tekst hieronder is weergegeven. Door een karaktertrek die kinderen eigen is te verwerken tot een bijna filosofisch gegeven, bracht Krop het thema ook figuurlijk naar een nieuwe hoogte.
Het boek Piet Kramer, bruggenbouwer van de Amsterdamse School is vanaf 22 april te verkrijgen bij onder andere Museum Het Schip, het Stedelijk Museum en Amsterdamse boekhandels.
Bronnen:
- Bouw van twee bruggen, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 29-10-1929
- Aanbesteding, Het Volk, 04-07-1930
- Symboliek van bruggen en beelden, Algemeen Handelsblad, 01-07-1931
- Mieras, J.P. 1932, 'Over een beeldhouwwerk', Bouwkundig Weekblad, jg 53, no 1, pg 6-8
- Teeuwisse, J. 1987, Leven en werk van beeldhouwer-tekenaar Jaap Kaas, Impress, Amsterdam/Utrecht
Beeld:
- Foto's Pim van Schaik
- Kaartje: Algemeen Handelsblad 1929
- Historische foto brug: Het Nieuwe Instituut (CC0)
- Historische foto's beeldhouwwerk: Bouwkundig Weekblad
Lees meer...
Twee bruggen, één ontwerp
Waar het Amstelkanaal de Boerenwetering kruist, splitst deze zich richting het westen in tweeën. Hierdoor ontstaat een vijfsprong van watervaarten dat werkt als een scharnierpunt, waarmee de twee helften van Plan Zuid worden verbonden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Berlage voor deze plek iets bijzonders in gedachten had. Zijn eigen visie bevatte onder andere een opera die hier half in het water stak waarbij brede groene wallen aan rustzoekers de gelegenheid moesten bieden om ’s zomers te genieten van het water terwijl de boten van een roeivereniging af en aan zouden varen. Met kleine zitplekjes, veel groen en subtiele hoogteverschillen moest hier een uiterst romantische plek ontstaan. Hoewel de roeivereniging zich hier wel heeft gevestigd, kwam op de plek van de opera echter een modernistisch hotel van een achttal verdiepingen en een tankstation. Ook de groene wallen hebben uiteindelijk niet het karakter gekregen die Berlage zich had voorgesteld. Ondanks de waarschijnlijke teleurstelling, is dit waterplein nog steeds één van de meest karakteristieke plekken van Amsterdam Zuid geworden en biedt het zicht op de algehele visie die men voor ogen had.
Rondom de waterkom zouden over vier van de vijf waterwegen een brug komen, welke in tweetallen ‘in architectonisch verband’, dus als geheel werden ontworpen . De twee noordelijke bruggen, die de Van Hilligaertstraat en de Stadionweg met elkaar verbinden, werden al tussen 1925 en 1927 gebouwd. De omliggende bebouwing was nog niet zo ver gevorderd, waardoor de noodzaak voor de twee zuidelijke gelegen bruggen pas enkele jaren later ontstond. Deze bruggen, welke later de Hildo Kropbrug en de Kinderbrug werden genoemd zijn pas in 1931 opgeleverd, maar zij vormen ongetwijfeld het meer spectaculaire paar.
De twee bruggen ontvouwen zich als één geënsceneerd ensemble over het Muzenplein en worden met elkaar verbonden door een lager gelegen plantsoen aan het water, met als apotheose een enorme zuil met wellicht het bekendste werk van Hildo Krop. Het is duidelijk dat Kramer de visie van Berlage voor dit stukje stad deelde en de potentie voor romantiek van de plek inzag. Met een budget van f440.000,- voor beide bruggen, waar eerdere bruggen nog rond de f150.000,- kostten, was het veruit het duurste bruggencomplex tot dan toe . Het budget ging op aan uitbundig smeedijzerwerk, natuurstenen elementen, waaronder bijzondere organisch gevormde brugpijlers en een uitgebreid beeldhouwprogramma. Overigens is de kostprijs per brug hierna alleen maar gestegen.
De bruggen hebben beide een breedte van 30 meter en overspannen respectievelijk 22 en 16 meter . Het technische gedeelte van de bruggen werd zoals gewoonlijk verzorgd door Kramer’s leidinggevende ingenieur, waar hij innig mee samenwerkte. In het geval van de bruggen 419 en 420 was het C. Biemond, die deze positie tot 1937 bezat. Kramer tekende tussen 1926 en 1929 aan de bruggen. Zij werden aanbesteed in juli 1930 en waren eind 1931 gereed.
Compositie van onderdelen
Het werd een rijke compositie van opvallende onderdelen in de openbare ruimte, waarbij ook de beplanting een grote rol speelden. Het ontwerp ging aanvankelijk dan ook verder dan alleen de bruggen en het huidige plantsoen. Zowel aan de Apollolaan, de Churchill-laan (toen nog Noorder Amstellaan) als aan de Herman Heijermansweg (dat op de tekening nog als Parnassuskade staat aangegeven), begon de weg met een door Kramer aangelegd plantsoen. Het terrein tussen deze laatste weg en de Boerenwetering is op het kaartje nog als een brede groene strook gedacht. Hier zijn na de oorlog een reeks villa’s gekomen als tegenhanger van die aan de overzijde van het water.
In het geheel zijn verder een transformatorhuisje en een bouwwerkje opgenomen dat moest dienen als een schaftlokaaltje en bergplaats voor de afdeling beplantingen van Publieke Werken . Deze afdeling, die verantwoordelijk was voor het onderhoud van groen in Amsterdam, had op verschillende plekken in de kleine huisjes om het tuingereedschap in op te bergen. Het unieke onderdeel waarmee ook de relatie tot de waterpartij werd verkregen, was echter een waterterras met negen gelijkvormige beeldjes met kinderen van evenzoveel verschillende beeldhouwers. Het was Kramer die het kinder-thema bedacht, waar de brug later zijn (onofficiële) naam aan zou danken.
Beeldhouwwerk
In de aanloop naar de brug was de monopoliepositie van Hildo Krop bij de gemeente onder druk komen te staan. Door zijn unieke aanstelling had hij jarenlang het overgrote deel van alle opdrachten voor de gemeente mogen uitvoeren. In een tijd waarin beeldhouwers het financieel vaak lastig hadden, leverde de voorkeursbehandeling frustratie en bezwaren op bij monde van de vakvereniging van beeldhouwers en de afdeling kunstzaken van de gemeente. Vlak voor de totstandkoming van de Kinderbrug had het pleidooi vaste voeten gekregen en werd er besloten om ook eens andere beeldhouwers gemeentelijk werk te gunnen. Kramer gaf negen beeldhouwers de opdracht om ‘een vrijstaand kinderfiguurtje met beestje of speelgoed, leeftijdgrens 4-5 jaar’ te maken. De beeldjes kwamen als een rij zuilen langs het water te staan. Ondanks de grote diversiteit in de kunstenaars heeft het resultaat een bijzonder homogene verzameling opgeleverd van wat als de belangrijkste beeldhouwers van het moment kan worden beschouwd.
Jongen met golvend haar en vis (Marinus Vreugde), Meisje met kat en bal (Hubert van Lith), Meisje met poes en schildpad (Louise Beijermans), Meisje met hond, kat, vogel en bloemen (Frits van Hall), Meisje met pop en bloemen (Willem Ijzerdraat), Meisje met schaap en lam (Frans Werner), Meisje luisterend aan schelp en pootjebadend (Theo Vos), Meisje met hond en kat (Jaap Kaas) en Kind bij bizonkop (Jan Trapman). Kramer’s jongste dochter, Melisande Kramer stond model voor het beeld van Frans Werner.
Ondanks de kans die andere beeldhouwers werd gegunt, kreeg Krop alsnog de mooiste opdracht, toen hij werd gevraagd voor de overige beeldengroepen waar het kinderthema overigens in terug komt. Bij brug 420, bij de Churchill-laan, vormen twee pijlers de sokkels van beelden van kinderen die met dieren spelen, een jongen met konijntjes en een meisje met een eekhoorn. Bij de andere brug, over het Zuider Amstelkanaal bevinden zich twee adolescente jongeren in een roeiboot. Tussen de twee bruggen staat hoog boven het geheel het beeld met een steigerend paard en een jong meisje, ‘De onbevangenheid der mensen, tegenover het leven’. Waar Kramer het overkoepelende thema voor de twee bruggen bedacht, is het waarschijnlijk Krop zelf geweest die hiermee aan de slag ging en een laag aan symboliek aan de werken heeft toegevoegd. Deze symboliek werd bij de oplevering in 1931 beschreven in een krantenartikel in het Algemeen Handelsblad, waarvan de tekst hieronder is weergegeven. Door een karaktertrek die kinderen eigen is te verwerken tot een bijna filosofisch gegeven, bracht Krop het thema ook figuurlijk naar een nieuwe hoogte.
Een groote levende zuil rijst op, een zuil van graniet, en uit die zuil groeit een kind en uit diezelfde zuil is het paard gehakt. Een granieten paard, gestyleerd, -de suggestie van een paard, in den geest van Chineesch snijwerk. Zie toe, het paard lacht en het kind staat tusschen zijn voorpooten. De beeldhouwer zag het paard als een van de sterkste, tevens driftigste en edelste beesten van de wereld, maar een, dat uit zichzelf nooit een mensch zal vertrappen. Schijnbaar zal nu dit kind vernietigd werden, - maar het speelt met de hoeven, welke het eigenlijk moesten verpletteren en het kijkt den toeschouwer aan met een blik, waarin te lezen staat: wat 'denken jullie nu eigenlijk wel hiervan ? Het onbevangen kind, in argeloos vertrouwen. En óók: de menschheid, onbewust van het gevaar achter zich, het gevaar, dat altijd achter den mensch aankomt.
Nog twee beeldhouwwerken van Hildo Krop vertoont de brug over de Boerenwetering, alle figuren organisch met het steen samengegroeid. Zij stellen voor een jongen en een meisje van ongeveer twaalf jaren, sprekend met de dieren, gelijk dien leeftijd eigen is. De jongen redeneert met de konijntjes, het meisje met een eekhoorntje. Maar het sterkst spreekt tot ons de eerstgenoemde hooge zuil haar symbolieke taal. Langs het water, dat tusschen beide bruggen de verbinding vormt, komen nog zeven kinderfiguurtjes, alle opstijgend uit 1m hooge zuilen, te staan, - werk van zeven [negen – red.] verschillende beeldhouwers.
De brug over het Zuider-Amstelkanaal kanaal wordt door twee baksteenen kolommen met beeldhouwwerk afgesloten, wederom een schepping van Hildo Krop. Zij stellen voor een jongen en een meisje van vijftien jaar, plat op den buik op een schuitje liggend, het hoofd opgeheven, den blik scherp naar voren gericht om te zien hoe zij hun bootje moeten besturen. Symbool van den mensch, die de eigen levenshulk over de levensbaren moet sturen...
Het boek Piet Kramer, bruggenbouwer van de Amsterdamse School is vanaf 22 april te verkrijgen bij onder andere Museum Het Schip, het Stedelijk Museum en Amsterdamse boekhandels.
Bronnen:
- Bouw van twee bruggen, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 29-10-1929
- Aanbesteding, Het Volk, 04-07-1930
- Symboliek van bruggen en beelden, Algemeen Handelsblad, 01-07-1931
- Mieras, J.P. 1932, 'Over een beeldhouwwerk', Bouwkundig Weekblad, jg 53, no 1, pg 6-8
- Teeuwisse, J. 1987, Leven en werk van beeldhouwer-tekenaar Jaap Kaas, Impress, Amsterdam/Utrecht
Beeld:
- Foto's Pim van Schaik
- Kaartje: Algemeen Handelsblad 1929
- Historische foto brug: Het Nieuwe Instituut (CC0)
- Historische foto's beeldhouwwerk: Bouwkundig Weekblad
Lees meer...
Labels:
Amsterdam Zuid,
Amsterdamse School,
Bruggen,
Hildo Krop,
Piet Kramer,
Plan Zuid,
Publieke Werken
18 jun 2015
Het zegel van Amsterdam
We kennen allemaal het wapen van Amsterdam, rood, met zwarte verticale band en drie witte andreaskruizen. Het wapen is vanaf ongeveer 1280 in gebruik en fungeert al lange tijd als het beeldmerk voor de stad en alles en iedereen die met haar te maken heeft. Al vroeg heeft Amsterdam echter ook een ander symbool gedragen, waarmee zij zich identificeerde, haar bezit kenbaar maakte en bestuurlijke zaken bekrachtigde. Het oude stadszegel van de stad, met de afbeelding van een koggeschip, twee figuren en meestal vergezeld van een over de rand kijkend hondje. Het is al lang verdwenen als officieel beeldmerk op documenten en daarmee ook zo goed als uit het collectief geheugen. Toch kan men het nog dagelijks terugvinden. Zoekend in de stad, kan men het zegel op een aantal typische Amsterdamse gebouwen vinden. Het zegel van Amsterdam is een oud en bijzonder symbool dat en passant de oprichtingslegende van de stad vertelt.
Stadszegels
Het zegel wordt ook wel eens het oude stadswapen van Amsterdam genoemd, maar dit is niet juist. Een stadszegel had een andere functie dan het stadswapen. Een stadswapen was (en is vaak nog steeds) voor een stad het belangrijkste herkenningsteken. Het symboliseert de stad als plaats en haar inwoners. Van oorsprong is een stadswapen vergelijkbaar met een familiewapen. Het is een uiting van afkomst en veel stadswapens hebben dan ook een relatie met het wapen van de adel die over de stad heerste. Het stadswapen was daarom ook meestal opgebouwd uit heraldische kleuren, symbolen of afbeeldingen.
Een zegel was daarentegen een symbool van de stad als rechtspersoon en betekende voor een stad een bekrachtiging van haar handelen en van haar eigendom. Het werd vroeger dan ook door ambtenaren met een lakzegel gebruikt als een soort handtekening. Bijvoorbeeld als bevestiging van officiële aktes, brieven en andere documenten. Ook werd het afgebeeld op objecten die in eigendom van de stad waren.
In de meeste gevallen stelde de afbeelding op een stadszegel een object, gebeurtenis of persoon voor die met de stad verbonden was. Sommige steden gebruikten een afbeelding van een poort of burcht. Andere zegels tonen de belangrijkste kerk of de patroonheilige. Indien er een relatie bestond met het water, zoals met visserij of handel, werd er vaak gekozen voor een schip. Zo ook in Amsterdam, dat behoefte had aan een stadszegel nadat zij in 1275 stadsrechten had verworven.
Lakzegel van Amsterdam, Zegel van Zwolle, Zegel van Harderwijk, Zegel van Gouda
In de meest voorkomende variant van het stadszegel is een kogge te zien met een opgeschoten zeil. Dit type vrachtschip was toentertijd met zo’n 20 tot 30 meter lengte het grootste zeevarende schip in gebruik. Het had een verhoogd voor- en achtersteven welke waren bekroond met kantelen.
Op de kogge staan staan soms één, maar meestal twee figuren afgebeeld en een kleine hond. Één van de figuren houdt een zwaard en een wapenschild met vier leeuwen vast (het wapen van Henegouwen), de ander een banier van Amsterdam met de drie kruizen. Ook aan het achtersteven van het schip bevinden zich één (soms twee) banieren van Amsterdam en vanuit het kraaiennest hangt een banier naar beneden.
Het is niet met zekerheid te vertellen wie de figuren moeten voorstellen, maar er zijn verschillende theorieën. Volgens Le Cosquino De Bussy stelt de man met het Henegouwse schild wellicht de heraut van graaf Willem IV voor, of de graaf zelf, die aan Amsterdam het grote handvest van 1342 had gegeven. De figuur symboliseert hier het landsheerlijke gezag. De figuur met de banier, iets lager geplaatst, stelt een schutter voor als symbool van de stedelijke weerbaarheid. De hond krijgt in een andere beschrijving een allegorische verbeelding van trouw van zijn meester, de schutter, mee.
De legende
In de loop van de 17e eeuw is er bij de afbeelding op het zegel een bijzonder verhaal ontstaan, waarbij de verschillende afgebeelde figuren een rol kregen toebedeeld in een legende van de ontstaansgeschiedenis van de stad. Het ontstaan van het verhaal in deze periode moet worden gezien in lijn met een toenmalige neiging om de eigen afkomst te verheerlijken. Van het verhaal zijn verscheidene variaties terug te vinden, maar de meest spectaculaire hiervan gaat ongeveer als volgt:
Het verhaal van de kogge begint met het feit dat er in de 11e eeuw een conflict woedde tussen de graaf van Friesland en Keizer Hendrik IV. Het gevolg van het conflict was dat het grondgebied in 1088 werd overgedragen aan Koenraad, de bisschop van Utrecht, maar de stugge Friezen lieten zich niet zomaar overheersen en bestuurden liever zichzelf. Koenraad besloot daarom om verkleed als simpele reiziger zelf naar Friesland te varen om polshoogte te nemen, om te proberen meer over de Friezen te weten te komen en zo de Utrechtse heerschappij te vergemakkelijken.
De bisschop werd echter niet snel na zijn aankomst in Stavoren ontmaskerd als komende uit Utrecht en de woedende Friezen duwden hem terug het Flevomeer (tegenwoordig het Ijsselmeer) op in een oude kogge, maar niet voordat zij hem knevelden en het roer van het schip onklaar maakten. De Utrechtse geestelijke leek in het stuurloze schip een gewisse dood tegemoet te gaan, maar er was één Fries die, ontzet over het geweld, de hulpeloze vreemdeling probeerde te redden. Hij rende het water in en kwam nog net samen met zijn hond aan boord van het schip. De bisschop werd van zijn boeien ontdaan, maar het was te laat om nog met enige middelen land te bereiken. Stuurloos drijvend dwaalden ze het meer op en in de nacht zette een razende storm op. De golven werden steeds hoger en op een gegeven ogenblik sloeg de hond overboord. De Fries en de bisschop vreesden voor hun leven, zij sloegen een kruis en baden dat zij niet hetzelfde lot als dat van de hond zouden meemaken.
Niet veel later echter hoorden de twee mannen in de verte het zwakke, maar onmiskenbare geluid van een blaffende hond. Het was hun metgezel die op toevalligerwijze aan wal was gespoeld. Het was pikkedonker, maar de mannen beseften dat het nu of nooit was, zij sprongen het water in en lieten zich leiden door het blaffen van de hond. Zo bereikten zij uiteindelijk land en zij raakten de volgende ochtend in gesprek. De Fries, Wolfger gaf aan zich op deze nieuw ontdekte plek te willen vestigen. Hij wilde niet meer terug naar Stavoren uit onvrede over het onmenselijke gedrag van zijn plaatsgenoten en er leek zich voldoende vis te bevinden in het water om een nieuw bestaan op te bouwen. Als dank voor het redden van zijn leven zegende de bisschop de grond en voorspelde dat er op de plek een stad zou ontstaan die de machtigste van de wereld zou worden en dat de Fries daarvan de eerste schout zou worden. Wolfger begon kort hierop aan de bouw van wat later inderdaad het middelpunt van de wereld zou worden. De mast van de kogge werd in de grond gestoken op de plaats waar later de Oude Kerk zou worden opgericht. Van de resten van de kogge zou hij later de Dam in de Amstel bouwen. En zo was Amsterdam geboren.
In een uitgave van Ons Amsterdam uit 1975 wordt een andere, simpelere variant beschreven. Dit verhaal vertelt ook over een woeste storm op het Flevomeer, waar een klein scheepje stuurloos ronddobberde. Het laat de herkomst van de figuren aan boord echter achterwege, maar merkt hen aan als vissers en vertelt dat hun hond ziek van de deining en ellende was. Zijn baasje zou op het water hebben uitgeroepen dat als zij nog ooit leven aan wal zouden stappen, zij zich zouden vestigen op de plaats waar de hond zich te rusten zou leggen. Later zou het scheepje in de mondig van de Amstel in stillere wateren terecht zijn gekomen en vervolgens bouwde deze man het eerste huis van Amsterdam. De Stormsteeg zou de plek zijn waar de vissers aan wal zijn gegaan.
Zegel op kaart van Joan Blaeu, Voormalige windvaan op Westertoren, Beurs van Berlage
De op- en ondergang van het zegel
Het stadszegel heeft niet altijd de zojuist beschreven beeltenis gehad. Op het oudst bewaard gebleven zegel (uit 1317) is in de beeltenis slechts een schip in hoofdvorm te zien. Van de figuren ontbreekt nog elk spoor. In de mast hangt het wapen van de graaf van Holland (met een klimmende leeuw), die op dat moment over de stad heerste. Het zegel heeft een randschrift: ,,Sigillum opidi de Amestelredamme”. In de 14e en 15e eeuw ontstaan vervolgens meerdere zegels met elk een eigen functie. Ze zijn gedetailleerder, waardoor in de vorm van het schip een kogge kan worden herkend.
Het zegel met kogge is nog tot 1795 in gebruik gebleven, maar had al veel van haar betekenis verloren, omdat de bekrachtiging van aktes was overgenomen door de handtekening van de burgemeester. Vanaf 1803 is het zegel definitief vervangen voor een afbeelding met het gekroonde stadswapen en twee leeuwen. Vervolgens deden zich door bezuinigingen nieuwe veranderingen aan: Papieren en nog later gestempelde inktzegels namen het verzegelen over van de lakzegels. Het oude stadszegel verviel zo steeds verder tot een onofficieel siermerk dat slechts nog om nostalgische redenen werd gebruikt op bijvoorbeeld briefpapier. Tegenwoordig is de betekenis zelfs volledig uit het collectieve geheugen verdwenen, maar gelukkig kunnen we de geschiedenis van het zegel nog dagelijks in het openbaar terugvinden.
Oud en nieuw gebruik van zegels van Amsterdam
Het gebruik van het zegel op gebouwen
Al vroeg werd het stadszegel niet alleen op documenten, maar ook op gebouwen afgebeeld. Als gevelsteen, als windvaan of verwerkt in verschillende versieringen kan het vandaag de dag nog worden teruggevonden op een veelheid aan gebouwen in Amsterdam.
Hoewel men het ook op eerdere gebouwen kan vinden, was het in de 17e eeuw gemeengoed om Amsterdamse gebouwen uit te rusten met een stadswapen en/ of –zegel. Gebouwen in bezit van de stad werden zo met de tekens gemerkt om het eigendom te tonen. Voorbeelden hiervan zijn het Stadhuis op de Dam, het Accijnshuis (belastingen), stadspoorten en de tehuizen. Bijvoorbeeld het Oudezijds en Nieuwezijds Huiszittenhuis.
Windvaan Paleis op de Dam, Accijnshuis, Oudezijds Huiszittenhuis, Nieuwezijds Huiszittenhuis
In tijd parallel aan het verdwijnen van het stadszegel bij documenten zien we ook een afname van het gebruik van het zegel op gebouwen. Vanaf 1800 werd er minder gebouwd en werden nauwelijks gebouwen opgeleverd waar het zegel nog op pronkte. Vanaf 1880 zien we echter weer een opleving in het gebruik van het zegel, tegelijkertijd met het steeds uitbundiger ontwerpen van gebouwen. Het plaatsen van versieringen zoals teksten, wapens, jaartallen en allegorische verbeeldingen die een relatie tonen met het gebouw nam een grote vlucht toen architecten zochten naar symboliek die een expressie zou vormen van de functie van het gebouw. Het was de tijd waarin men met de gedachte van het gesamtkunstwerk een uitgebreid decoratief programma op het gebouw losliet. In deze periode werd het zegel opnieuw regelmatig gebruikt op gebouwen die in eigendom waren van de stad, zoals scholen (bijvoorbeeld de Letter U School aan de Tweede Oosterparkstraat, de HBS aan het Raamplein en het Barlaeus aan de Weteringschanse). Ook het Rijksmuseum heeft een bekroning gekregen met het zegel in de vorm van een windvaan bovenop één van de torens.
Letter U school Twede Oosterparkstraat HBS Raamplein, Barlaeus Weteringschans
Ook na 1900 blijft het gebruikelijk om het zegel te plaatsen. De oude stadsdrukkerij uit 1915 en het nieuwe stadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal uit 1926 hebben beide een zegel gekregen. Ook een belangrijk gebouw als de Beurs van Berlage (1903) kreeg natuurlijk een zegel. Wanneer men op het Beursplein staat kan men het vinden op de gevel van zowel de Beurs van Berlage als ook op de Effectenbeurs ernaast. Bij deze laatste is het te vinden in het timpaan bovenin.
Stadsdrukkerij, Voormalig Stadhuis, Effectenbeurs
Ook gebeurde het in die tijd dat (particuliere) instanties of eigenaren van een gebouw hun relatie met de stad duidelijk wilden maken. Zo kan het worden gevonden in de gevel van het kantoor van het Algemeen Handelsblad aan de Nieuwezijds Voorburgwal, maar ook in het glas in lood van het Victoriahotel. Voor het beste zicht hier op is het aan te raden om eens naar binnen te stappen bij het geldwisselkantoor op de hoek met de Prins Hendrikkade. De opleving van het gebruik van het zegel duurde tot ongeveer 1930, wanneer we zien dat versieringen ook in het algemeen weer steeds minder worden toegepast.
Victoriahotel, Scheepvaarthuis, Algemeen Handelsblad
Twee laatkomers zijn beide van stadsbeeldhouwer Hildo Krop: Het hoofdkantoor van de politie aan de Marnixstraat uit 1940 heeft een zegel in de beeldengroep aan de gevel. De naar ons weten laatste toepassing van het zegel kan men vinden op het gebouw van de bibliotheek van de UvA aan het Singel bij het Koningplein. Dit gebouw is opgeleverd in 1960. Het zegel is hier aan de gevel verwerkt als beeldhouwwerk van Hildo Krop.
Vleeshal, Hoofdkantoor politie Marnixstraat, Bibliotheek UvA
Bronnen
- Alberdingk Thijm, J.A. (1866), Het wapen der stad Amsterdam. Eene studie op hare oudste geschiedenis, in: De Gids, 30, p390-423
- Answaarden, R. Van, (1992), Der stede zeghelen opnieuw bezien, in: Jaarboek Amstelodanum, 84 (1992), 1, 11-20
- Emeis, M.G., (1975), Amsterdam in en om 1275: een Floris-sant wiegekind, in: Ons Amsterdam, 27 (1975), 2, 34-38
- Koord, C.,(1981), Oude Amsterdamse Volksverhalen, De Lijster, Amsterdam
- Le Cosquino De Bussy, A. (1949), Het Amsterdamse "Koggeschip" in: Ons Amsterdam, 1 (1949), 1, 3-4
- Laan, P.H.J. Van der, (1993), De stadszegels van Amsterdam in de vijftiende en zestiende eeuw: Het secreetzegel en het zegel ten zaken, in: Jaarboek Amstelodanum, 85 (1993), 1, 11-18
- Melker, B.R. De (1993), Stad en zegel: de oudste stadszegels van Amsterdam, in: Jaarboek Amstelodanum, 85 (1993), 1, 19-48.
- Oldewelt, W.F.H., (1936), De stadszegels van Amsterdam, in: Jaarboek Amstelodanum, 33 (1936), 1, 17-30
- Lennep, J. Van & J. ter Gouw, (1868), De uithangteekens, in verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen). Gebroeders Kraay, Amsterdam
Foto’s: SPQA, behalve:
- Lakzegel Amsterdam: Amsterdam Museum
- Zegel Zwolle: wikipedia
- Zegel Harderwijk: De Gids, 1918
- Zegel Gouda: wikipedia
- Stadszegel op kaart van Jan Blaeu: wikipedia
- Windvaan Westertoren, NAi
- Stadszegels: wikipedia
Lees meer...
Stadszegels
Het zegel wordt ook wel eens het oude stadswapen van Amsterdam genoemd, maar dit is niet juist. Een stadszegel had een andere functie dan het stadswapen. Een stadswapen was (en is vaak nog steeds) voor een stad het belangrijkste herkenningsteken. Het symboliseert de stad als plaats en haar inwoners. Van oorsprong is een stadswapen vergelijkbaar met een familiewapen. Het is een uiting van afkomst en veel stadswapens hebben dan ook een relatie met het wapen van de adel die over de stad heerste. Het stadswapen was daarom ook meestal opgebouwd uit heraldische kleuren, symbolen of afbeeldingen.
Een zegel was daarentegen een symbool van de stad als rechtspersoon en betekende voor een stad een bekrachtiging van haar handelen en van haar eigendom. Het werd vroeger dan ook door ambtenaren met een lakzegel gebruikt als een soort handtekening. Bijvoorbeeld als bevestiging van officiële aktes, brieven en andere documenten. Ook werd het afgebeeld op objecten die in eigendom van de stad waren.
In de meeste gevallen stelde de afbeelding op een stadszegel een object, gebeurtenis of persoon voor die met de stad verbonden was. Sommige steden gebruikten een afbeelding van een poort of burcht. Andere zegels tonen de belangrijkste kerk of de patroonheilige. Indien er een relatie bestond met het water, zoals met visserij of handel, werd er vaak gekozen voor een schip. Zo ook in Amsterdam, dat behoefte had aan een stadszegel nadat zij in 1275 stadsrechten had verworven.
Lakzegel van Amsterdam, Zegel van Zwolle, Zegel van Harderwijk, Zegel van Gouda
In de meest voorkomende variant van het stadszegel is een kogge te zien met een opgeschoten zeil. Dit type vrachtschip was toentertijd met zo’n 20 tot 30 meter lengte het grootste zeevarende schip in gebruik. Het had een verhoogd voor- en achtersteven welke waren bekroond met kantelen.
Op de kogge staan staan soms één, maar meestal twee figuren afgebeeld en een kleine hond. Één van de figuren houdt een zwaard en een wapenschild met vier leeuwen vast (het wapen van Henegouwen), de ander een banier van Amsterdam met de drie kruizen. Ook aan het achtersteven van het schip bevinden zich één (soms twee) banieren van Amsterdam en vanuit het kraaiennest hangt een banier naar beneden.
Het is niet met zekerheid te vertellen wie de figuren moeten voorstellen, maar er zijn verschillende theorieën. Volgens Le Cosquino De Bussy stelt de man met het Henegouwse schild wellicht de heraut van graaf Willem IV voor, of de graaf zelf, die aan Amsterdam het grote handvest van 1342 had gegeven. De figuur symboliseert hier het landsheerlijke gezag. De figuur met de banier, iets lager geplaatst, stelt een schutter voor als symbool van de stedelijke weerbaarheid. De hond krijgt in een andere beschrijving een allegorische verbeelding van trouw van zijn meester, de schutter, mee.
De legende
In de loop van de 17e eeuw is er bij de afbeelding op het zegel een bijzonder verhaal ontstaan, waarbij de verschillende afgebeelde figuren een rol kregen toebedeeld in een legende van de ontstaansgeschiedenis van de stad. Het ontstaan van het verhaal in deze periode moet worden gezien in lijn met een toenmalige neiging om de eigen afkomst te verheerlijken. Van het verhaal zijn verscheidene variaties terug te vinden, maar de meest spectaculaire hiervan gaat ongeveer als volgt:
Het verhaal van de kogge begint met het feit dat er in de 11e eeuw een conflict woedde tussen de graaf van Friesland en Keizer Hendrik IV. Het gevolg van het conflict was dat het grondgebied in 1088 werd overgedragen aan Koenraad, de bisschop van Utrecht, maar de stugge Friezen lieten zich niet zomaar overheersen en bestuurden liever zichzelf. Koenraad besloot daarom om verkleed als simpele reiziger zelf naar Friesland te varen om polshoogte te nemen, om te proberen meer over de Friezen te weten te komen en zo de Utrechtse heerschappij te vergemakkelijken.
De bisschop werd echter niet snel na zijn aankomst in Stavoren ontmaskerd als komende uit Utrecht en de woedende Friezen duwden hem terug het Flevomeer (tegenwoordig het Ijsselmeer) op in een oude kogge, maar niet voordat zij hem knevelden en het roer van het schip onklaar maakten. De Utrechtse geestelijke leek in het stuurloze schip een gewisse dood tegemoet te gaan, maar er was één Fries die, ontzet over het geweld, de hulpeloze vreemdeling probeerde te redden. Hij rende het water in en kwam nog net samen met zijn hond aan boord van het schip. De bisschop werd van zijn boeien ontdaan, maar het was te laat om nog met enige middelen land te bereiken. Stuurloos drijvend dwaalden ze het meer op en in de nacht zette een razende storm op. De golven werden steeds hoger en op een gegeven ogenblik sloeg de hond overboord. De Fries en de bisschop vreesden voor hun leven, zij sloegen een kruis en baden dat zij niet hetzelfde lot als dat van de hond zouden meemaken.
Niet veel later echter hoorden de twee mannen in de verte het zwakke, maar onmiskenbare geluid van een blaffende hond. Het was hun metgezel die op toevalligerwijze aan wal was gespoeld. Het was pikkedonker, maar de mannen beseften dat het nu of nooit was, zij sprongen het water in en lieten zich leiden door het blaffen van de hond. Zo bereikten zij uiteindelijk land en zij raakten de volgende ochtend in gesprek. De Fries, Wolfger gaf aan zich op deze nieuw ontdekte plek te willen vestigen. Hij wilde niet meer terug naar Stavoren uit onvrede over het onmenselijke gedrag van zijn plaatsgenoten en er leek zich voldoende vis te bevinden in het water om een nieuw bestaan op te bouwen. Als dank voor het redden van zijn leven zegende de bisschop de grond en voorspelde dat er op de plek een stad zou ontstaan die de machtigste van de wereld zou worden en dat de Fries daarvan de eerste schout zou worden. Wolfger begon kort hierop aan de bouw van wat later inderdaad het middelpunt van de wereld zou worden. De mast van de kogge werd in de grond gestoken op de plaats waar later de Oude Kerk zou worden opgericht. Van de resten van de kogge zou hij later de Dam in de Amstel bouwen. En zo was Amsterdam geboren.
In een uitgave van Ons Amsterdam uit 1975 wordt een andere, simpelere variant beschreven. Dit verhaal vertelt ook over een woeste storm op het Flevomeer, waar een klein scheepje stuurloos ronddobberde. Het laat de herkomst van de figuren aan boord echter achterwege, maar merkt hen aan als vissers en vertelt dat hun hond ziek van de deining en ellende was. Zijn baasje zou op het water hebben uitgeroepen dat als zij nog ooit leven aan wal zouden stappen, zij zich zouden vestigen op de plaats waar de hond zich te rusten zou leggen. Later zou het scheepje in de mondig van de Amstel in stillere wateren terecht zijn gekomen en vervolgens bouwde deze man het eerste huis van Amsterdam. De Stormsteeg zou de plek zijn waar de vissers aan wal zijn gegaan.
Zegel op kaart van Joan Blaeu, Voormalige windvaan op Westertoren, Beurs van Berlage
De op- en ondergang van het zegel
Het stadszegel heeft niet altijd de zojuist beschreven beeltenis gehad. Op het oudst bewaard gebleven zegel (uit 1317) is in de beeltenis slechts een schip in hoofdvorm te zien. Van de figuren ontbreekt nog elk spoor. In de mast hangt het wapen van de graaf van Holland (met een klimmende leeuw), die op dat moment over de stad heerste. Het zegel heeft een randschrift: ,,Sigillum opidi de Amestelredamme”. In de 14e en 15e eeuw ontstaan vervolgens meerdere zegels met elk een eigen functie. Ze zijn gedetailleerder, waardoor in de vorm van het schip een kogge kan worden herkend.
Het zegel met kogge is nog tot 1795 in gebruik gebleven, maar had al veel van haar betekenis verloren, omdat de bekrachtiging van aktes was overgenomen door de handtekening van de burgemeester. Vanaf 1803 is het zegel definitief vervangen voor een afbeelding met het gekroonde stadswapen en twee leeuwen. Vervolgens deden zich door bezuinigingen nieuwe veranderingen aan: Papieren en nog later gestempelde inktzegels namen het verzegelen over van de lakzegels. Het oude stadszegel verviel zo steeds verder tot een onofficieel siermerk dat slechts nog om nostalgische redenen werd gebruikt op bijvoorbeeld briefpapier. Tegenwoordig is de betekenis zelfs volledig uit het collectieve geheugen verdwenen, maar gelukkig kunnen we de geschiedenis van het zegel nog dagelijks in het openbaar terugvinden.
Oud en nieuw gebruik van zegels van Amsterdam
Het gebruik van het zegel op gebouwen
Al vroeg werd het stadszegel niet alleen op documenten, maar ook op gebouwen afgebeeld. Als gevelsteen, als windvaan of verwerkt in verschillende versieringen kan het vandaag de dag nog worden teruggevonden op een veelheid aan gebouwen in Amsterdam.
Hoewel men het ook op eerdere gebouwen kan vinden, was het in de 17e eeuw gemeengoed om Amsterdamse gebouwen uit te rusten met een stadswapen en/ of –zegel. Gebouwen in bezit van de stad werden zo met de tekens gemerkt om het eigendom te tonen. Voorbeelden hiervan zijn het Stadhuis op de Dam, het Accijnshuis (belastingen), stadspoorten en de tehuizen. Bijvoorbeeld het Oudezijds en Nieuwezijds Huiszittenhuis.
Windvaan Paleis op de Dam, Accijnshuis, Oudezijds Huiszittenhuis, Nieuwezijds Huiszittenhuis
In tijd parallel aan het verdwijnen van het stadszegel bij documenten zien we ook een afname van het gebruik van het zegel op gebouwen. Vanaf 1800 werd er minder gebouwd en werden nauwelijks gebouwen opgeleverd waar het zegel nog op pronkte. Vanaf 1880 zien we echter weer een opleving in het gebruik van het zegel, tegelijkertijd met het steeds uitbundiger ontwerpen van gebouwen. Het plaatsen van versieringen zoals teksten, wapens, jaartallen en allegorische verbeeldingen die een relatie tonen met het gebouw nam een grote vlucht toen architecten zochten naar symboliek die een expressie zou vormen van de functie van het gebouw. Het was de tijd waarin men met de gedachte van het gesamtkunstwerk een uitgebreid decoratief programma op het gebouw losliet. In deze periode werd het zegel opnieuw regelmatig gebruikt op gebouwen die in eigendom waren van de stad, zoals scholen (bijvoorbeeld de Letter U School aan de Tweede Oosterparkstraat, de HBS aan het Raamplein en het Barlaeus aan de Weteringschanse). Ook het Rijksmuseum heeft een bekroning gekregen met het zegel in de vorm van een windvaan bovenop één van de torens.
Letter U school Twede Oosterparkstraat HBS Raamplein, Barlaeus Weteringschans
Ook na 1900 blijft het gebruikelijk om het zegel te plaatsen. De oude stadsdrukkerij uit 1915 en het nieuwe stadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal uit 1926 hebben beide een zegel gekregen. Ook een belangrijk gebouw als de Beurs van Berlage (1903) kreeg natuurlijk een zegel. Wanneer men op het Beursplein staat kan men het vinden op de gevel van zowel de Beurs van Berlage als ook op de Effectenbeurs ernaast. Bij deze laatste is het te vinden in het timpaan bovenin.
Stadsdrukkerij, Voormalig Stadhuis, Effectenbeurs
Ook gebeurde het in die tijd dat (particuliere) instanties of eigenaren van een gebouw hun relatie met de stad duidelijk wilden maken. Zo kan het worden gevonden in de gevel van het kantoor van het Algemeen Handelsblad aan de Nieuwezijds Voorburgwal, maar ook in het glas in lood van het Victoriahotel. Voor het beste zicht hier op is het aan te raden om eens naar binnen te stappen bij het geldwisselkantoor op de hoek met de Prins Hendrikkade. De opleving van het gebruik van het zegel duurde tot ongeveer 1930, wanneer we zien dat versieringen ook in het algemeen weer steeds minder worden toegepast.
Victoriahotel, Scheepvaarthuis, Algemeen Handelsblad
Twee laatkomers zijn beide van stadsbeeldhouwer Hildo Krop: Het hoofdkantoor van de politie aan de Marnixstraat uit 1940 heeft een zegel in de beeldengroep aan de gevel. De naar ons weten laatste toepassing van het zegel kan men vinden op het gebouw van de bibliotheek van de UvA aan het Singel bij het Koningplein. Dit gebouw is opgeleverd in 1960. Het zegel is hier aan de gevel verwerkt als beeldhouwwerk van Hildo Krop.
Vleeshal, Hoofdkantoor politie Marnixstraat, Bibliotheek UvA
Bronnen
- Alberdingk Thijm, J.A. (1866), Het wapen der stad Amsterdam. Eene studie op hare oudste geschiedenis, in: De Gids, 30, p390-423
- Answaarden, R. Van, (1992), Der stede zeghelen opnieuw bezien, in: Jaarboek Amstelodanum, 84 (1992), 1, 11-20
- Emeis, M.G., (1975), Amsterdam in en om 1275: een Floris-sant wiegekind, in: Ons Amsterdam, 27 (1975), 2, 34-38
- Koord, C.,(1981), Oude Amsterdamse Volksverhalen, De Lijster, Amsterdam
- Le Cosquino De Bussy, A. (1949), Het Amsterdamse "Koggeschip" in: Ons Amsterdam, 1 (1949), 1, 3-4
- Laan, P.H.J. Van der, (1993), De stadszegels van Amsterdam in de vijftiende en zestiende eeuw: Het secreetzegel en het zegel ten zaken, in: Jaarboek Amstelodanum, 85 (1993), 1, 11-18
- Melker, B.R. De (1993), Stad en zegel: de oudste stadszegels van Amsterdam, in: Jaarboek Amstelodanum, 85 (1993), 1, 19-48.
- Oldewelt, W.F.H., (1936), De stadszegels van Amsterdam, in: Jaarboek Amstelodanum, 33 (1936), 1, 17-30
- Lennep, J. Van & J. ter Gouw, (1868), De uithangteekens, in verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen). Gebroeders Kraay, Amsterdam
Foto’s: SPQA, behalve:
- Lakzegel Amsterdam: Amsterdam Museum
- Zegel Zwolle: wikipedia
- Zegel Harderwijk: De Gids, 1918
- Zegel Gouda: wikipedia
- Stadszegel op kaart van Jan Blaeu: wikipedia
- Windvaan Westertoren, NAi
- Stadszegels: wikipedia
Lees meer...
Labels:
Amsterdam,
Beeldhouwwerk,
Beurs van Berlage,
Hildo Krop,
Item,
Koninklijk paleis,
Pierre Cuypers,
Raadhuis/The Grand,
Rijksmuseum,
Stadszegel
1 mei 2015
Fietsonderdelen bij Cito aan de Ferdinand Bolstraat [Update]
Na 76 jaar is onlangs de winkel Cito aan de Ferdinand Bolstraat 36 in de Amsterdamse Pijp gesloten. De vitrine, die tot voor kort helemaal vol stond met allerlei fiets- en brommeronderdelen is inmiddels leeg, maar de verkoopleus staat voorlopig nog op de gevel. “Heus, Cito heeft ‘t”, het is er één zoals die al jaren niet meer worden gebruikt, maar het geeft het pand wel zijn charme en is kenmerkend voor de winkel die hier zat. Een bijzondere onderdelenwinkel waar alles te vinden was wat elders al decennia uit de handel was. De gehele winkel was tot de nok gevuld met stellages vol dozen, waarvan sommigen er al sinds de opening in 1938 lagen.
Ondanks de bijzondere art deco winkelpui met beschilderde teksten zullen niet veel mensen de winkel van Cito zijn opgevallen. De donkere pui met rommelig interieur viel nauwelijks op tussen de huidige flitsende winkels. Toch was de winkel een begrip, binnen en buiten de stad, vooral voor liefhebbers van zeldzame fietsonderdelen.
Hoewel de winkel in 1938 in gebruik is genomen door Cito, is de pui zelf ouder. In 1923 opende hier een filiaal van de schoenhandel van S.A. Presburg. Deze keten had in de jaren ’10 tot ’30 een indrukwekkende 21 winkels geopend in Amsterdam, maar ook ver daarbuiten. De winkel in de Ferdinand Bolstraat werd al snel te klein, waarna het filiaal verhuisde naar nummer 45 in dezelfde straat (hier zit tegenwoordig een Starbucks). De oude winkel zou vervolgens in gebruik worden genomen door Cito. Het is niet bekend wanneer de leuzen op de gevel zijn geschilderd.
De ontwerper van de pui was de architect/ makelaar Gerardus Alphonsus Maria (G.A.M.) Loogman (1892-1976). Zijn naam is te vinden op een ingebeitelde insciptie in de natuurstenen bekleding naast de voordeur. Er zijn slechts flarden bekend over deze katholieke architect. Hij was vooral actief in de jaren '20 en '30 en zijn bekendste nog bestaande werk is een complex met sociale woningbouw aan de Churchilllaan. Opvallend is dat het een lagere bebouwing betreft dan de rest van Plan Zuid. Loogman ontwierp daarnaast veel winkels en winkelpuien. Voor de firma Presburg ontwierp Loogman meerdere winkels door het hele land in art deco stijl. In onder andere Haarlem, Groningen (1929), Den Haag (1933) en Enschede. Het onmiskenbare hoogtepunt is het inmiddels verdwenen filiaal aan de Kalverstraat 167-169 (1927), dat opviel door een enorme verlichte glas in lood gevel die in samenwerking met Willem Bogtman tot stand was gekomen. Loogman ontwierp meer winkels en winkelpuien in de Kalverstraat en de rest van de stad. Helaas is door de steeds veranderende eisen aan puien het grootste deel van zijn oeuvre inmiddels verdwenen of verminkt.
Lees meer...
Ondanks de bijzondere art deco winkelpui met beschilderde teksten zullen niet veel mensen de winkel van Cito zijn opgevallen. De donkere pui met rommelig interieur viel nauwelijks op tussen de huidige flitsende winkels. Toch was de winkel een begrip, binnen en buiten de stad, vooral voor liefhebbers van zeldzame fietsonderdelen.
Hoewel de winkel in 1938 in gebruik is genomen door Cito, is de pui zelf ouder. In 1923 opende hier een filiaal van de schoenhandel van S.A. Presburg. Deze keten had in de jaren ’10 tot ’30 een indrukwekkende 21 winkels geopend in Amsterdam, maar ook ver daarbuiten. De winkel in de Ferdinand Bolstraat werd al snel te klein, waarna het filiaal verhuisde naar nummer 45 in dezelfde straat (hier zit tegenwoordig een Starbucks). De oude winkel zou vervolgens in gebruik worden genomen door Cito. Het is niet bekend wanneer de leuzen op de gevel zijn geschilderd.
De ontwerper van de pui was de architect/ makelaar Gerardus Alphonsus Maria (G.A.M.) Loogman (1892-1976). Zijn naam is te vinden op een ingebeitelde insciptie in de natuurstenen bekleding naast de voordeur. Er zijn slechts flarden bekend over deze katholieke architect. Hij was vooral actief in de jaren '20 en '30 en zijn bekendste nog bestaande werk is een complex met sociale woningbouw aan de Churchilllaan. Opvallend is dat het een lagere bebouwing betreft dan de rest van Plan Zuid. Loogman ontwierp daarnaast veel winkels en winkelpuien. Voor de firma Presburg ontwierp Loogman meerdere winkels door het hele land in art deco stijl. In onder andere Haarlem, Groningen (1929), Den Haag (1933) en Enschede. Het onmiskenbare hoogtepunt is het inmiddels verdwenen filiaal aan de Kalverstraat 167-169 (1927), dat opviel door een enorme verlichte glas in lood gevel die in samenwerking met Willem Bogtman tot stand was gekomen. Loogman ontwierp meer winkels en winkelpuien in de Kalverstraat en de rest van de stad. Helaas is door de steeds veranderende eisen aan puien het grootste deel van zijn oeuvre inmiddels verdwenen of verminkt.
Op AT5 verscheen vorig jaar een klein item over CITO.
[UPDATE]
Sinds de winter van 2015 beleeft het Citopand een nieuw hoofdstuk in haar bestaan. Een dimsum restaurant is in het pand getrokken inclusief een nieuwe verfbeurt die het straatbeeld meer kleur geeft. De spreuken zijn verdwenen, maar het karakter is er niet minder op geworden.
Foto's: SPQA Amsterdam
Historische foto's: Beeldbank Amsterdam
Advertentie: Nieuw Israelitisch Weekblad (08/03/1923)
[UPDATE]
Sinds de winter van 2015 beleeft het Citopand een nieuw hoofdstuk in haar bestaan. Een dimsum restaurant is in het pand getrokken inclusief een nieuwe verfbeurt die het straatbeeld meer kleur geeft. De spreuken zijn verdwenen, maar het karakter is er niet minder op geworden.
Foto's: SPQA Amsterdam
Historische foto's: Beeldbank Amsterdam
Advertentie: Nieuw Israelitisch Weekblad (08/03/1923)
Lees meer...
Labels:
Amsterdam Zuid,
Art-Déco,
Cito,
GAM Loogman,
Item,
W Bogtman
21 jan 2015
Rondleiding Piet Kramer Amsterdam Zuid
SPQA Amsterdam organiseert op zaterdag 7 februari 2015 een rondleiding door Amsterdam Zuid langs de belangrijkste bouwwerken van Amsterdamse School architect Piet Kramer in de buurt. De rondleiding van anderhalf uur trekt onder andere langs de bebouwing aan het Van der Helstplein, de Vrijheidslaan tot aan het bekende complex van De Dageraad aan de P.L. Takstraat. Daarnaast wordt verteld over de belangrijke positie die Kramer bij de dienst Publieke Werken betrok als ontwerper van bruggen in de stad. In een periode van zo’n 40 jaar ontwierp hij 500 bruggen waarvan er meer dan 200 zijn gebouwd.
Samen met Michel de Klerk en Joan van der Meij was Kramer één van de pioniers van de beweging, maar hij onderscheidde zich met een hoge plastische en emotievolle architectuur en met zijn veel langere carrière die nog tot na de Tweede Wereldoorlog duurde. Hiermee heeft Kramer een unieke positie binnen de Amsterdamse School verworven.
Prijs: €12,- per persoon. Verzamelen op het Van der Helstplein om 13:45. De rondleiding duurt van 14:00 tot 15:30. Aanmelden kan door een email te sturen naar spqa.am@gmail.com. Er zit een maximum op het aantal mensen dat we mee kunnen nemen, maar bij overboeking wordt de rondleiding herhaald.
Foto's: SPQA Amsterdam
Lees meer...
Samen met Michel de Klerk en Joan van der Meij was Kramer één van de pioniers van de beweging, maar hij onderscheidde zich met een hoge plastische en emotievolle architectuur en met zijn veel langere carrière die nog tot na de Tweede Wereldoorlog duurde. Hiermee heeft Kramer een unieke positie binnen de Amsterdamse School verworven.
Prijs: €12,- per persoon. Verzamelen op het Van der Helstplein om 13:45. De rondleiding duurt van 14:00 tot 15:30. Aanmelden kan door een email te sturen naar spqa.am@gmail.com. Er zit een maximum op het aantal mensen dat we mee kunnen nemen, maar bij overboeking wordt de rondleiding herhaald.
Foto's: SPQA Amsterdam
Lees meer...
28 dec 2014
Stedelijk Museum verwerft Amsterdamse School klok Michel de Klerk voor expositie 2016
Het Stedelijk Museum organiseert in 2016 een expositie over meubelen van de Amsterdamse School. In dat licht heeft het museum een vroege klok van Michel de Klerk aangeschaft die lang verloren werd geacht. Ook bereid het museum zich voor met een oproep voor bijzondere Amsterdamse School objecten.
Expositie
De expositie in het Stedelijk Museum zal zich vooral toeleggen op de vormgeving van meubilair uit de Amsterdamse School periode. Conservatrice Ingeborg de Roode en Marjan de Groot leiden het onderzoek dat hier momenteel aan vooraf gaat. Samen bereiden zij een inventarisatie voor van architecten die meubelen in deze stijl hebben ontworpen en onderzoeken zij hoe de stijl zich heeft verspreid en ontwikkeld.
Klok Michel de Klerk
De onlangs aangekochte klok is door Michel de Klerk uitgevoerd in 1914. Het verhaal dat door het Stedelijk Museum bij de klok wordt verteld is dat hij deze ontwierp voor mevrouw Veerhoff-Kothe, voor wie hij dat jaar huize Bileken ontwierp, een villa in Hilversum. Dit was één van de eerste projecten die Michel de Klerk onder eigen naam realiseerde. Schetsen die in het archief van het NAI te vinden zijn is echter te zien dat later op de pootjes in potlood cijfers zijn geschreven. Er is duidelijk een 19 en een 13 of 15 te ontwaren. Het zou kunnen dat dit als ontwerpdatum moet worden gezien.
De klok is waarschijnlijk niet door mevrouw Veerhoff-Kothe afgenomen, maar uiteindelijk via een andere weg bij Bernard F. Eilers terecht gekomen. Deze pionier fotograaf maakte sfeerrijke stadsgezichten van Amsterdam, maar fotografeerde voor het genootschap Architectura et Amicitia en het bijbehorende tijdschrift ook architectuur. Onder andere Het Schip, Het Scheepvaarthuis en talloze andere werken uit het begin van de twintigste eeuw fotografeerde hij vlak na de oplevering om in het tijdschrift te worden afgedrukt. Het verhaal gaat dat Eilers en De Klerk elkaar bij de bouw van het Scheepvaarthuis hebben leren kennen en dat de klok zodoende door Eilers is aangeschaft. De Klerk en Eilers kunnen elkaar echter ook van het genootschap zelf kennen, aangezien zij hier beiden lid van waren. In ieder geval bevindt zich op de achterzijde van de klok een etiket dat het vroegere eigendom van Eilers bevestigd. Ook op een oude reclamefoto uit 1928 die Bernard Eilers van zijn eigen huis maakte is de klok te zien. Een andere foto uit die tijd, met een ameublement dat door Piet Kramer is ontworpen is de klok ook te vinden.
De klok is later in het nalatenschap bij een kleindochter van Eilers terechtgekomen, die momenteel in Zuid Engeland woont. De klok is teruggevonden nadat deze in 2010 in een aflevering van het britse televisieprogramma the Antiques Road Show was opgedoken. Dit programma is vergelijkbaar met het Nederlandse Tussen Kunst en Kitch, waarbij mensen die vermoeden een waardevol stuk antiek in huis te hebben dat kunnen laten taxeren. Voor de tentoonstelling is de klok restaureerd.
De klok is samen met een ameublement dat in 2012 werd teruggevonden en een aanvulling op dit ameublement in 2013 de derde bijzondere vondst van werk van Michel de Klerk in korte tijd.
Zoektocht Amsterdamse School meubelen
Om de zoektocht naar bijzondere stukken te bevorderen doet het Stedelijk Museum een oproep aan een ieder die bijzondere meubilairstukken in bezit heeft om zich te melden en heeft het een Tumblr pagina aangemaakt, waarin de zoektocht van nieuwe stukken voor de tentoonstelling wordt gedocumenteerd. Zo wordt er bijvoorbeeld ook een meubel van Hildo Krop getoont.
Foto's
- Meubelen Michel de Klerk, Wendingen (1925)
- Schets klok, archief NAi
- Foto Klok, Collectie Stedelijk Museum
- Foto Bernard Eilers, Universiteitsbibliotheek Leiden
- Interieur Piet Kramer
Lees meer...
Expositie
De expositie in het Stedelijk Museum zal zich vooral toeleggen op de vormgeving van meubilair uit de Amsterdamse School periode. Conservatrice Ingeborg de Roode en Marjan de Groot leiden het onderzoek dat hier momenteel aan vooraf gaat. Samen bereiden zij een inventarisatie voor van architecten die meubelen in deze stijl hebben ontworpen en onderzoeken zij hoe de stijl zich heeft verspreid en ontwikkeld.
Klok Michel de Klerk
De onlangs aangekochte klok is door Michel de Klerk uitgevoerd in 1914. Het verhaal dat door het Stedelijk Museum bij de klok wordt verteld is dat hij deze ontwierp voor mevrouw Veerhoff-Kothe, voor wie hij dat jaar huize Bileken ontwierp, een villa in Hilversum. Dit was één van de eerste projecten die Michel de Klerk onder eigen naam realiseerde. Schetsen die in het archief van het NAI te vinden zijn is echter te zien dat later op de pootjes in potlood cijfers zijn geschreven. Er is duidelijk een 19 en een 13 of 15 te ontwaren. Het zou kunnen dat dit als ontwerpdatum moet worden gezien.
De klok is waarschijnlijk niet door mevrouw Veerhoff-Kothe afgenomen, maar uiteindelijk via een andere weg bij Bernard F. Eilers terecht gekomen. Deze pionier fotograaf maakte sfeerrijke stadsgezichten van Amsterdam, maar fotografeerde voor het genootschap Architectura et Amicitia en het bijbehorende tijdschrift ook architectuur. Onder andere Het Schip, Het Scheepvaarthuis en talloze andere werken uit het begin van de twintigste eeuw fotografeerde hij vlak na de oplevering om in het tijdschrift te worden afgedrukt. Het verhaal gaat dat Eilers en De Klerk elkaar bij de bouw van het Scheepvaarthuis hebben leren kennen en dat de klok zodoende door Eilers is aangeschaft. De Klerk en Eilers kunnen elkaar echter ook van het genootschap zelf kennen, aangezien zij hier beiden lid van waren. In ieder geval bevindt zich op de achterzijde van de klok een etiket dat het vroegere eigendom van Eilers bevestigd. Ook op een oude reclamefoto uit 1928 die Bernard Eilers van zijn eigen huis maakte is de klok te zien. Een andere foto uit die tijd, met een ameublement dat door Piet Kramer is ontworpen is de klok ook te vinden.
De klok is later in het nalatenschap bij een kleindochter van Eilers terechtgekomen, die momenteel in Zuid Engeland woont. De klok is teruggevonden nadat deze in 2010 in een aflevering van het britse televisieprogramma the Antiques Road Show was opgedoken. Dit programma is vergelijkbaar met het Nederlandse Tussen Kunst en Kitch, waarbij mensen die vermoeden een waardevol stuk antiek in huis te hebben dat kunnen laten taxeren. Voor de tentoonstelling is de klok restaureerd.
De klok is samen met een ameublement dat in 2012 werd teruggevonden en een aanvulling op dit ameublement in 2013 de derde bijzondere vondst van werk van Michel de Klerk in korte tijd.
Zoektocht Amsterdamse School meubelen
Om de zoektocht naar bijzondere stukken te bevorderen doet het Stedelijk Museum een oproep aan een ieder die bijzondere meubilairstukken in bezit heeft om zich te melden en heeft het een Tumblr pagina aangemaakt, waarin de zoektocht van nieuwe stukken voor de tentoonstelling wordt gedocumenteerd. Zo wordt er bijvoorbeeld ook een meubel van Hildo Krop getoont.
Foto's
- Meubelen Michel de Klerk, Wendingen (1925)
- Schets klok, archief NAi
- Foto Klok, Collectie Stedelijk Museum
- Foto Bernard Eilers, Universiteitsbibliotheek Leiden
- Interieur Piet Kramer
Lees meer...
Boekbeeld, tentoonstelling boekomslagen van de Amsterdamse School
Bij Museum Het Schip is een kleine tentoonstelling geopend over boekbanden uit het begin van de 20e eeuw, die vaak sierlijke grafische kunststukjes bevatten. Door de renovatie van gebouw Het Schip, worden de bewoners tijdelijk in andere woningen geplaatst. De tentoonstelling is ingericht in één van de nu al vrijgekomen woningen en zal te bezoeken zijn totdat de daadwerkelijke renovatie begint. De tentoonstelling is te bezichtigen tot en met 12 maart 2015.
Voor een preview klik op:
Zie voor meer informatie over de tentoonstelling de website van het museum.
Lees meer...
Voor een preview klik op:
Zie voor meer informatie over de tentoonstelling de website van het museum.
Lees meer...
10 okt 2014
De Amsterdamse architect Eduard Cuypers en zijn 'Bouwbureau Roermond'
Vorige week is een cahier gepubliceerd van Willem Cartigny over Eduard Cuypers (1859-1927), de architect die vaak wordt omschreven als de vader van de Amsterdamse School. Zijn architectenkantoor aan de Jan Luijkenstraat 2 in Amsterdam vormde de leerschool van de grote namen van deze beweging. Onder andere de drie grootste namen, Michel de Klerk, Piet Kramer en Joan van der Meij hebben hier hun vorming ondergaan. Eduard zelf was afkomstig uit Roermond, waar hij zijn opleiding bij zijn bekende oom Pierre Cuypers genoot. Hoewel Eduard op 17 jarige leeftijd met enkele familieleden zijn oom achterna ging om zich te vestigen in Amsterdam, opende hij later ook een dependance in zijn geboortestad. De publicatie richt zich voornamelijk op dit tot nu toe onderbelichte aspect en de carrière van August Hermans, de kunstenaar die het bureau leidde.
Eduard Cuypers, architect
Bij de bouw van het Rijksmuseum 1876 verhuisde Pierre Cuypers naar Amsterdam. Zijn zoon, broer en neef volgenden hem om mee te werken aan dit grootse project. Rond 1880 begon Eduard vervolgens zijn eigen bureau, waarmee hij zich richtte op de neostijlen die zijn oom populair had helpen maken. Vanaf 1900 zou Cuypers zich verder oriënteren en zich een eigen variant van de Art Nouveau toe-eigenen, regelmatig gecombineerd met ideeën uit de Arts & Crafts beweging. Geïnspireerd door internationale ontwikkelingen was er een hang naar het moderne, maar altijd met veel gevoel voor ‘het schoone’ vol romantiek en decoraties.
Eduard Cuypers werd door Vissering, toenmalig directeur van de Nederlandse Bank en een belangrijke opdrachtgever, omschreven als een harde werker die gedetailleerd en uitgebreid te werk ging. Hij was bereid zijn nachtelijke uren op te geven en ging alleen voor de beste kwaliteit. Dat hij daardoor aan de dure kant was, hoorde daar bij. Hij had de naam een moderne en open werksfeer aan te hangen, waarin zijn leerlingen en medewerkers werden gestimuleerd zichzelf te ontplooien en gebruik te maken van een riante verzameling boeken en tijdschriften die hij tot zijn beschikking had. Ook gaf zijn bureau eigen tijdschriften uit: ‘Het Huis, Oud en Nieuw’en later een Nederlands-Indische variant, waarin zijn eigen ontwerpen veel aandacht kregen. Hij liet zijn leerlingen veelvuldig meedoen aan prijsvragen en zij bekwaamden zich in verschillende gebieden van kunstnijverheid, zodat zij hem konden helpen bij het decoreren van (onderdelen van) zijn projecten.
Met de brede en riante bezetting in zijn bureau kon hij zo ontwerpen leveren voor een diversiteit aan producten. Voor de gebouwen werden zo ook muurschilderingen en beeldhouwwerk en de meubels, lampen en servies ontworpen. Dat zijn formule succesvol was blijkt. In 1909 zou Cuypers in het toenmalige Nederlands-Indië een dependance van zijn kantoor openen, dat vele kantoorpanden bouwde voor zich daar vestigende bedrijven. Het behoorde tot de meest productieve architectenbureaus van Nederlands-Indië.
Bouwbureau Roermond
Nauwelijks vermeld in de geschiedenisboeken is het feit dat Cuypers ook een derde filiaal van zijn kantoor had in zijn geboorteplaats Roermond. Cartigny verlegt de aandacht, na een overzicht van Cuypers’ontwikkeling als zelfstandig architect, op informatie over dit filiaal dat rond 1920 werd geopend en de projecten die hier werden ontworpen. Naast aandacht voor de vrijlegging van het Munsterplein is er ook beperkt aandacht voor twee andere grotere ontwerpen, het Ursulinenpensionaat en de stadsvilla Ernst Casimir. De meeste aandacht gaat naar de zoektocht naar het leven en werk van August Hermans, de kunstenaar en latere architect die het bureau ter plekke leidde.
De publicatie is voor € 12,50 (excl. verzend kosten) te verkrijgen bij boekhandel Boom in Roermond of door deze direct te bestellen bij Willem Cartigny: cartigny@xs4all.nl.
Bronnen:
- Cartigny, W. (2014), De Amsterdamse architect Eduard Cuypers en zijn 'Bouwbureau Roermond', Fontana, Roermond
- Vissering, G. (1927), Levensbericht van Eduard Cuypers in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1928
Foto's:
Willem Cartigny
Lees meer...
14 aug 2014
Heemschut fietsexcursie Amsterdam Noord
Iedereen weet het inmiddels: Amsterdam Noord is hip. Maar wat zijn nou precies de moderne ontwikkelingen op het gebied van stedelijke ontwikkeling en wat is de relatie met het erfgoed aldaar? Op 23 augustus organiseert Heemschut in samenwerking met DeTours een fietstour door Amsterdam Noord, met als thema de stedelijke ontwikkeling door herbestemmen en transformatie. Er is de keuze uit twee tijdstippen en de excursie is zowel voor leden als niet-leden.
Steek het IJ over en ontdek de andere kant van Amsterdam. Traditioneel (en nog steeds) is Noord het domein van arbeiders, maar het verandert er snel door initiatieven van kunstenaars, creatieve ondernemers, muzikanten en zelfs yuppies die de stap over het IJ wagen. De tour is een mix van geschiedenis, architectuur, industrieel hergebruik, creatief ondernemerschap, muziek en eten. We gaan onder andere naar de Van der Pekbuurt, de locatie van het voormalige pauperdorp en bezoeken de Broedstraten, De Ceuvel, het voormalig Shell-terrein en de NDSM-werf voor ontmoetingen met lokale initiatiefnemers en gebruikers.
DeTours is opgezet door drie professionals, werkzaam op het gebied van architectuur en stedenbouw, elk met een passie voor het verkennen van Amsterdam en het delen van hun ervaringen met anderen. Op onze DeTours gaan we buiten de gebaande paden en laten zien dat Amsterdam veel te bieden heeft op niet-alledaagse plekken. Voor meer informatie over DeTours ga naar: DeTours.nl
DeTour Amsterdam Noord voor Heemschut:
Datum: zaterdag 23 augustus 2014
Tijd: 10:00 tot 13:00 uur of 14:00 tot 17:00 uur
Verzamelen bij de veerboot naar Buiksloterweg achter het Centraal Station
Prijs per persoon: E 30,- inclusief een drankje en kleine hapjes
Exclusief: een fiets (tips voor huurlocaties beschikbaar)
Max. aantal personen per tour: 15
Aanmelden voor de excursie kan via de website: heemschut.nl of telefonisch via 06 41 77 86 66
Lees meer...
Steek het IJ over en ontdek de andere kant van Amsterdam. Traditioneel (en nog steeds) is Noord het domein van arbeiders, maar het verandert er snel door initiatieven van kunstenaars, creatieve ondernemers, muzikanten en zelfs yuppies die de stap over het IJ wagen. De tour is een mix van geschiedenis, architectuur, industrieel hergebruik, creatief ondernemerschap, muziek en eten. We gaan onder andere naar de Van der Pekbuurt, de locatie van het voormalige pauperdorp en bezoeken de Broedstraten, De Ceuvel, het voormalig Shell-terrein en de NDSM-werf voor ontmoetingen met lokale initiatiefnemers en gebruikers.
DeTours is opgezet door drie professionals, werkzaam op het gebied van architectuur en stedenbouw, elk met een passie voor het verkennen van Amsterdam en het delen van hun ervaringen met anderen. Op onze DeTours gaan we buiten de gebaande paden en laten zien dat Amsterdam veel te bieden heeft op niet-alledaagse plekken. Voor meer informatie over DeTours ga naar: DeTours.nl
DeTour Amsterdam Noord voor Heemschut:
Datum: zaterdag 23 augustus 2014
Tijd: 10:00 tot 13:00 uur of 14:00 tot 17:00 uur
Verzamelen bij de veerboot naar Buiksloterweg achter het Centraal Station
Prijs per persoon: E 30,- inclusief een drankje en kleine hapjes
Exclusief: een fiets (tips voor huurlocaties beschikbaar)
Max. aantal personen per tour: 15
Aanmelden voor de excursie kan via de website: heemschut.nl of telefonisch via 06 41 77 86 66
Lees meer...
Labels:
Amsterdam Noord,
Excursie,
NDSM,
Shell,
Van der Pekbuurt
5 aug 2014
Wetgeving omzeild bij renovatie rijksmonumentaal Rode Blok
Het Rode Blok in Amsterdam Zuid is een iconisch rijksmonument. Te meer vanwege de vele bijzondere versieringen van gegoten beton, een voor die tijd uniek procedé om binnen het gestelde budget te blijven. De laatste tijd was de bijzondere daklijst van het blok in een dusdanig slechte staat dat deze begon af te brokkelen, hetgeen een gevaar voor voorbijgangers vormde. Dat de lijst vervangen moest worden staat vast en door de rijksmonumentale status van het pand zou je verwachten dat men bij een dergelijke restauratie zorgvuldig te werk gaat om te zorgen dat het oorspronkelijke uiterlijk zo goed mogelijk wordt benaderd. Toch is er gekozen voor een nieuwe daklijst van graniet. Naast materiaal wijkt deze ook nog sterk af in kleur en vorm van het origineel. Hoe kon zoiets gebeuren?
Dit artikel kwam tot stand met de hulp en informatie van enkele bewoners van het Rode Blok/ leden van de Amsterdamsche Coöperatieve Woningvereeniging "Samenwerking", de verantwoordelijk ambtenaar bij Bureau Monumenten & Archeologie (BMA), de betrokken ambtenaar bij Bouw- en Woningtoezicht (B&WT) en een gesprek met de leverancier van de nieuwe granieten dakrand.
Het Rode Blok
Het blok met middenstandswoningen aan de Joh. M. Coenenstraat in Amsterdam Zuid is een bijzonder voorbeeld van baksteenplastiek, maar is vooral uniek vanwege de vele decoraties. Bij een Amsterdamse School woonblok komt dit nergens anders zo uitgebreid voor. Naast beeldende spuwers en bladvormige lateien en penanten tussen de ramen wordt het blok bekroond met een daklijst met florale motieven. Om de kosten te drukken voor het uitgebreide decoratieve programma werden deze versieringen niet, zoals toen gangbaar gehakt uit natuursteen, maar werden zij gegoten uit beton. De mallen konden meerdere malen worden hergebruikt. Dergelijk gebruik van gegoten beton voor versieringen is in deze periode zelden elders toegepast en al helemaal niet op zo grote schaal. De verschillende decoraties zijn allen in het zelfde materiaal uitgevoerd en vormen een unieke éénheid.
Lees in een eerder artikel op dit weblog over de historie van het Rode Blok van architect Barend van den Nieuwen Amstel.
Vervanging zonder omgevingsvergunning
In 2012 bleek het verval van de daklijst echter dusdanig, dat loskomende brokken een gevaar vormden voor voorbijgangers. In 2013 werd daarom bij Samenwerking het besluit genomen om de daklijst van het Rode Blok te vervangen. Volgens de huidige Nederlandse monumentenwet bestaat er een plicht voor een omgevingsvergunning voor vervanging van originele beeldbepalende elementen.
Deze vergunning is nooit aangevraagd en dus ook niet verleend. De vervanging is namelijk door Samenwerking opgegeven als onderhoud, een ingreep waarvoor een vergunning niet verplicht is. Wel is er in deze fase contact geweest met het Amsterdamse Bureau voor Monumenten en Archeologie (BMA). Aangezien men graag een duurzame renovatie wilde, is er voorgesteld om de dakrand in graniet te laten vervaardigen. BMA was hier niet helemaal van overtuigd en daarom is er afgesproken om een monster of proefstuk te laten maken. Hoewel dit proefstuk wel is vervaardigd, heeft Samenwerking besloten het oordeel van BMA niet af te wachten en is op eigen initiatief begonnen met de restauratie.
Het Rode Blok in 2012
In november 2013 werden de leden van de coöperatie via het verenigingsblad Samen op de hoogte gesteld van de restauratie. Volgens het bericht was de profilering van de oude daklijst niet meer waarneembaar en moest er een nieuw profiel worden ontworpen. Hoewel het niet lukte om het proefstuk aan de bewoners en de ledenraad te tonen, werd hen beloofd dat een daklijst zou worden geplaatst die de oorspronkelijke lijst zeer dicht zou benaderen.
Naar nu blijkt is door Samenwerking een leverancier van natuursteen ingeschakeld die in China granieten daklijstelementen met een nieuw profiel heeft laten vervaardigen. In samenspraak met de aannemer en leverancier heeft de directie voor een profiel gekozen dat een compromis moest zijn van kostentechnische, praktische (transport en plaatsing) en visuele factoren. De leverancier vertelde dat hij de elementen moest laten hakken aan de hand van kleine korrelige foto’s. De moeite is niet genomen om de historische foto's van het blok te raadplegen. Zo zijn de elementen waar de nieuwe daklijst uit bestaat groter en uniformer dan de originelen en steekt de decoratieve profilering minder uit. Het graniet van de nieuwe daklijst heeft een blauw-grijze kleur, terwijl het oorspronkelijke beton beige-grijs was. De verwering gaf het beton weliswaar een zwart-bruin uitgeslagen patina, maar deze paste kleurtechnisch nog steeds bij de overige betonnen versieringen. Verschillende lager gelegen betonnen sierelementen zijn in de loop der tijd helaas wit geschilderd, maar de kleur van de nieuwe daklijst detoneert volledig met de overige versieringen. Op foto’s, genomen vlak voor de restauratie (2012), blijkt tevens dat de profilering weldegelijk nog herkenbaar was. Een afdruk van een schoongemaakt exemplaar had uitstekend als referentie kunnen dienen.
Het Rode Blok in 1931, foto Beeldbank Amsterdam
Welstand
Begin 2014 werd bij BMA pas bekend dat de daklijst zonder hun medeweten was vervangen en er anders uit kwam te zien dan het origineel. Men begon te twijfelen of de gevolgen van de vervanging acceptabel waren en de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam is ingeschakeld. In het oordeel staan twee redenen waarom het uiteindelijke resultaat acceptabel is.
Om te beginnen gaan zij er van uit dat het proefstuk is gehakt naar een afgietsel van een oorspronkelijk onderdeel. Niet alleen is de beschrijving van de procedure onjuist, maar zij gaan voorbij aan het feit dat het resultaat ook sterk af week van het origineel. De commissie geeft toe dat de elementen aan plasticiteit hebben ingeleverd, waarmee zij ook zien dat de nieuwe daklijst niet hetzelfde is als de originele. De plasticiteit is bij de Amsterdamse School van fundamenteel belang. Als deze inboet, dan is het een directe aantasting van het gebouw.
De tweede reden is dat “Tufsteen en graniet [...] twee natuursteensoorten [zijn] die gebruikelijk zijn in de Amsterdamse School”. Wat tufsteen hiermee te maken heeft is onduidelijk, behalve dat het inderdaad een veel gebruikt materiaal is in deze periode. Graniet werd ook gebruikt in de Amsterdamse School, maar weinig voor bouwbeeldhouwwerk, omdat het materiaal zeer hard is en daarom moeilijk te bewerken. Graniet werd om deze reden veelal als grote blokken in bouwwerken verwerkt. Wel is het zo dat graniet tegenwoordig vaak wordt gebruikt om verweerde tufsteen te vervangen. De grote diversiteit in soorten en kleuren graniet betekent ook dat niet elke steen zomaar passend is. Een betere keuze zou zijn een steen die vergelijkbaar is met het Beiers graniet, de gelige, licht grijze soort die veel aan de Amsterdamse bruggen te vinden is.
Het is duidelijk dat welstand hier een gehaast en summier oordeel heeft gegeven gebaseerd op onjuiste informatie, zonder de juiste kennis van zaken en zonder de unieke bouwhistorie van het pand in ogenschouw te nemen. Het gebruikte beton is een unieke karaktereigenschap van het Rode Blok en de daklijst vormt samen met de andere versieringen een éénheid die nu is verbroken.
BMA vertelde echter dat er bij welstand nog een ándere reden was voor het toestaan van het resultaat: gezien de al gemaakte kosten vond men de gevolgen voor de coöperatie niet afwegen tegen het handhaven.
Het advies is hier te vinden.
Het Rode Blok in 2014
Een teleurstellend resultaat
Nu de nieuwe daklijst er ligt is iedereen het er over eens dat het resultaat verre van ideaal is. Ook beaamt iedereen dat een dergelijke gang van zaken niet meer zou mogen voorkomen, maar zoals gebruikelijk schuiven alle partijen de schuld bij een ander in de schoenen. Het uiteindelijke resultaat is echter dat door de gebrekkige samenwerking een illegale wijziging bij een rijksmonument relatief makkelijk door het systeem van de verschillende stedelijke instanties is gekomen en in feite door hen in een volgend stadium zelfs is gelegaliseerd.
Het is tot nog toe onbekend of de geplande werkzaamheden met opzet onjuist zijn opgegeven om de vergunning te omzeilen of dat in een later stadium werd besloten om een andere (goedkopere) productiemethode te gebruiken en dat vervolgens vergeten is, of nagelaten de vergunning te laten herijken. In beide gevallen valt Samenwerking op zijn minst nalatigheid en desinteresse voor haar eigen monument en historie te verwijten. Zonde, omdat juist Samenwerking bij een vorige renovatie in 1994 juist werd geprezen voor haar verregaande inspanningen om het blok haar oorspronkelijke roedeindeling in de kozijnen terug te geven.
Ook rijst de vraag wat precies de noodzaak was om de daklijst in een ander materiaal te laten uitvoeren. De lezing dat graniet duurzamer is, is slechts ten dele waar. De oude betonnen daklijst heeft het meer dan 85 jaar uitgehouden. Natuurlijk zal een lijst van graniet langer meegaan, maar de productiemethode en de benodigde hoeveelheid brandstof voor het transport vanuit China weegt niet op tegen het lokaal storten van beton. Kosten zullen een belangrijkere motivatie zijn geweest.
De BMA, als controlerende instantie, berust zich op het feit dat zij tijdelijk buitenspel werd gezet en zo geen actie kon ondernemen, maar deze organisatie valt ook iets te verwijten. Zo had men alerter moeten reageren en had men nooit mogen oordelen dat het vervangen van de daklijst als onderhoud kon worden aangemerkt, zonder dat zij eerst het proefstuk onder ogen hadden gezien. Omwille van de goede relatie met de coöperatie zijn de gemaakte afspraken niet bekrachtigd, waardoor deze laatste de afspraak heeft opgevat als een niet bindend advies. Ditzelfde geldt ook voor B&WT, de handhavende instantie die tijdens dezelfde bijeenkomsten aanwezig was. Ook zij hadden harde afspraken moeten maken met de coöperatie.
Buiten het feit dat er in het geval van het Rode Blok een buitengewoon vervelend resultaat is ontstaan, is het gevaarlijker dat dit geval een precedent zou kunnen scheppen. Een volgende organisatie of corporatie kan aan de hand van dit voorbeeld makkelijk zijn plan uitstippelen. Men begint simpelweg met bouwen en gaat er vervolgens van uit dat de gemaakte kosten een argument betekenen om gemaakte fouten door de vingers te zien. Waar ligt de grens als het gaat om het aantasten van rijksmonumenten? Juist van monumenteneigenaren zou verwacht mogen worden dat zij zorgvuldig omgaan met hun erfgoed, maar helaas lijkt men toch steeds vaker voor de commercieel gunstigere oplossing te kiezen. Graag zien wij dat er bij de betreffende instanties maatregelen worden getroffen dat dergelijke trucs niet meer kunnen worden uitgehaald.
De nieuwe daklijst, 2014
Bronnen:
- Haaren, Marloes van, e.a., 2008, Het beste verbeterboek, Uitegeverij Thoth
- Oorthuys, D, 2004, Over het Rode Blok en de architect Barend van den Nieuwen Amstel, Amsterdamsche Coöperatieve Woninbouwvereeniging Samenwerking
- Oorthuys, D, 2014, Het Nieuwe Huis, architect Barend van den Nieuwen Amstel
- Stissi, V. (2007). Amsterdam, het mekka van de volkshuisvesting, Sociale woningbouw 1909-1942. Rotterdam, Uitgeverij 010.
Lees meer...
Dit artikel kwam tot stand met de hulp en informatie van enkele bewoners van het Rode Blok/ leden van de Amsterdamsche Coöperatieve Woningvereeniging "Samenwerking", de verantwoordelijk ambtenaar bij Bureau Monumenten & Archeologie (BMA), de betrokken ambtenaar bij Bouw- en Woningtoezicht (B&WT) en een gesprek met de leverancier van de nieuwe granieten dakrand.
Het Rode Blok
Het blok met middenstandswoningen aan de Joh. M. Coenenstraat in Amsterdam Zuid is een bijzonder voorbeeld van baksteenplastiek, maar is vooral uniek vanwege de vele decoraties. Bij een Amsterdamse School woonblok komt dit nergens anders zo uitgebreid voor. Naast beeldende spuwers en bladvormige lateien en penanten tussen de ramen wordt het blok bekroond met een daklijst met florale motieven. Om de kosten te drukken voor het uitgebreide decoratieve programma werden deze versieringen niet, zoals toen gangbaar gehakt uit natuursteen, maar werden zij gegoten uit beton. De mallen konden meerdere malen worden hergebruikt. Dergelijk gebruik van gegoten beton voor versieringen is in deze periode zelden elders toegepast en al helemaal niet op zo grote schaal. De verschillende decoraties zijn allen in het zelfde materiaal uitgevoerd en vormen een unieke éénheid.
Lees in een eerder artikel op dit weblog over de historie van het Rode Blok van architect Barend van den Nieuwen Amstel.
Vervanging zonder omgevingsvergunning
In 2012 bleek het verval van de daklijst echter dusdanig, dat loskomende brokken een gevaar vormden voor voorbijgangers. In 2013 werd daarom bij Samenwerking het besluit genomen om de daklijst van het Rode Blok te vervangen. Volgens de huidige Nederlandse monumentenwet bestaat er een plicht voor een omgevingsvergunning voor vervanging van originele beeldbepalende elementen.
Deze vergunning is nooit aangevraagd en dus ook niet verleend. De vervanging is namelijk door Samenwerking opgegeven als onderhoud, een ingreep waarvoor een vergunning niet verplicht is. Wel is er in deze fase contact geweest met het Amsterdamse Bureau voor Monumenten en Archeologie (BMA). Aangezien men graag een duurzame renovatie wilde, is er voorgesteld om de dakrand in graniet te laten vervaardigen. BMA was hier niet helemaal van overtuigd en daarom is er afgesproken om een monster of proefstuk te laten maken. Hoewel dit proefstuk wel is vervaardigd, heeft Samenwerking besloten het oordeel van BMA niet af te wachten en is op eigen initiatief begonnen met de restauratie.
Het Rode Blok in 2012
In november 2013 werden de leden van de coöperatie via het verenigingsblad Samen op de hoogte gesteld van de restauratie. Volgens het bericht was de profilering van de oude daklijst niet meer waarneembaar en moest er een nieuw profiel worden ontworpen. Hoewel het niet lukte om het proefstuk aan de bewoners en de ledenraad te tonen, werd hen beloofd dat een daklijst zou worden geplaatst die de oorspronkelijke lijst zeer dicht zou benaderen.
Naar nu blijkt is door Samenwerking een leverancier van natuursteen ingeschakeld die in China granieten daklijstelementen met een nieuw profiel heeft laten vervaardigen. In samenspraak met de aannemer en leverancier heeft de directie voor een profiel gekozen dat een compromis moest zijn van kostentechnische, praktische (transport en plaatsing) en visuele factoren. De leverancier vertelde dat hij de elementen moest laten hakken aan de hand van kleine korrelige foto’s. De moeite is niet genomen om de historische foto's van het blok te raadplegen. Zo zijn de elementen waar de nieuwe daklijst uit bestaat groter en uniformer dan de originelen en steekt de decoratieve profilering minder uit. Het graniet van de nieuwe daklijst heeft een blauw-grijze kleur, terwijl het oorspronkelijke beton beige-grijs was. De verwering gaf het beton weliswaar een zwart-bruin uitgeslagen patina, maar deze paste kleurtechnisch nog steeds bij de overige betonnen versieringen. Verschillende lager gelegen betonnen sierelementen zijn in de loop der tijd helaas wit geschilderd, maar de kleur van de nieuwe daklijst detoneert volledig met de overige versieringen. Op foto’s, genomen vlak voor de restauratie (2012), blijkt tevens dat de profilering weldegelijk nog herkenbaar was. Een afdruk van een schoongemaakt exemplaar had uitstekend als referentie kunnen dienen.
Het Rode Blok in 1931, foto Beeldbank Amsterdam
Welstand
Begin 2014 werd bij BMA pas bekend dat de daklijst zonder hun medeweten was vervangen en er anders uit kwam te zien dan het origineel. Men begon te twijfelen of de gevolgen van de vervanging acceptabel waren en de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam is ingeschakeld. In het oordeel staan twee redenen waarom het uiteindelijke resultaat acceptabel is.
Om te beginnen gaan zij er van uit dat het proefstuk is gehakt naar een afgietsel van een oorspronkelijk onderdeel. Niet alleen is de beschrijving van de procedure onjuist, maar zij gaan voorbij aan het feit dat het resultaat ook sterk af week van het origineel. De commissie geeft toe dat de elementen aan plasticiteit hebben ingeleverd, waarmee zij ook zien dat de nieuwe daklijst niet hetzelfde is als de originele. De plasticiteit is bij de Amsterdamse School van fundamenteel belang. Als deze inboet, dan is het een directe aantasting van het gebouw.
De tweede reden is dat “Tufsteen en graniet [...] twee natuursteensoorten [zijn] die gebruikelijk zijn in de Amsterdamse School”. Wat tufsteen hiermee te maken heeft is onduidelijk, behalve dat het inderdaad een veel gebruikt materiaal is in deze periode. Graniet werd ook gebruikt in de Amsterdamse School, maar weinig voor bouwbeeldhouwwerk, omdat het materiaal zeer hard is en daarom moeilijk te bewerken. Graniet werd om deze reden veelal als grote blokken in bouwwerken verwerkt. Wel is het zo dat graniet tegenwoordig vaak wordt gebruikt om verweerde tufsteen te vervangen. De grote diversiteit in soorten en kleuren graniet betekent ook dat niet elke steen zomaar passend is. Een betere keuze zou zijn een steen die vergelijkbaar is met het Beiers graniet, de gelige, licht grijze soort die veel aan de Amsterdamse bruggen te vinden is.
Het is duidelijk dat welstand hier een gehaast en summier oordeel heeft gegeven gebaseerd op onjuiste informatie, zonder de juiste kennis van zaken en zonder de unieke bouwhistorie van het pand in ogenschouw te nemen. Het gebruikte beton is een unieke karaktereigenschap van het Rode Blok en de daklijst vormt samen met de andere versieringen een éénheid die nu is verbroken.
BMA vertelde echter dat er bij welstand nog een ándere reden was voor het toestaan van het resultaat: gezien de al gemaakte kosten vond men de gevolgen voor de coöperatie niet afwegen tegen het handhaven.
Het advies is hier te vinden.
Het Rode Blok in 2014
Een teleurstellend resultaat
Nu de nieuwe daklijst er ligt is iedereen het er over eens dat het resultaat verre van ideaal is. Ook beaamt iedereen dat een dergelijke gang van zaken niet meer zou mogen voorkomen, maar zoals gebruikelijk schuiven alle partijen de schuld bij een ander in de schoenen. Het uiteindelijke resultaat is echter dat door de gebrekkige samenwerking een illegale wijziging bij een rijksmonument relatief makkelijk door het systeem van de verschillende stedelijke instanties is gekomen en in feite door hen in een volgend stadium zelfs is gelegaliseerd.
Het is tot nog toe onbekend of de geplande werkzaamheden met opzet onjuist zijn opgegeven om de vergunning te omzeilen of dat in een later stadium werd besloten om een andere (goedkopere) productiemethode te gebruiken en dat vervolgens vergeten is, of nagelaten de vergunning te laten herijken. In beide gevallen valt Samenwerking op zijn minst nalatigheid en desinteresse voor haar eigen monument en historie te verwijten. Zonde, omdat juist Samenwerking bij een vorige renovatie in 1994 juist werd geprezen voor haar verregaande inspanningen om het blok haar oorspronkelijke roedeindeling in de kozijnen terug te geven.
Ook rijst de vraag wat precies de noodzaak was om de daklijst in een ander materiaal te laten uitvoeren. De lezing dat graniet duurzamer is, is slechts ten dele waar. De oude betonnen daklijst heeft het meer dan 85 jaar uitgehouden. Natuurlijk zal een lijst van graniet langer meegaan, maar de productiemethode en de benodigde hoeveelheid brandstof voor het transport vanuit China weegt niet op tegen het lokaal storten van beton. Kosten zullen een belangrijkere motivatie zijn geweest.
De BMA, als controlerende instantie, berust zich op het feit dat zij tijdelijk buitenspel werd gezet en zo geen actie kon ondernemen, maar deze organisatie valt ook iets te verwijten. Zo had men alerter moeten reageren en had men nooit mogen oordelen dat het vervangen van de daklijst als onderhoud kon worden aangemerkt, zonder dat zij eerst het proefstuk onder ogen hadden gezien. Omwille van de goede relatie met de coöperatie zijn de gemaakte afspraken niet bekrachtigd, waardoor deze laatste de afspraak heeft opgevat als een niet bindend advies. Ditzelfde geldt ook voor B&WT, de handhavende instantie die tijdens dezelfde bijeenkomsten aanwezig was. Ook zij hadden harde afspraken moeten maken met de coöperatie.
Buiten het feit dat er in het geval van het Rode Blok een buitengewoon vervelend resultaat is ontstaan, is het gevaarlijker dat dit geval een precedent zou kunnen scheppen. Een volgende organisatie of corporatie kan aan de hand van dit voorbeeld makkelijk zijn plan uitstippelen. Men begint simpelweg met bouwen en gaat er vervolgens van uit dat de gemaakte kosten een argument betekenen om gemaakte fouten door de vingers te zien. Waar ligt de grens als het gaat om het aantasten van rijksmonumenten? Juist van monumenteneigenaren zou verwacht mogen worden dat zij zorgvuldig omgaan met hun erfgoed, maar helaas lijkt men toch steeds vaker voor de commercieel gunstigere oplossing te kiezen. Graag zien wij dat er bij de betreffende instanties maatregelen worden getroffen dat dergelijke trucs niet meer kunnen worden uitgehaald.
De nieuwe daklijst, 2014
Bronnen:
- Haaren, Marloes van, e.a., 2008, Het beste verbeterboek, Uitegeverij Thoth
- Oorthuys, D, 2004, Over het Rode Blok en de architect Barend van den Nieuwen Amstel, Amsterdamsche Coöperatieve Woninbouwvereeniging Samenwerking
- Oorthuys, D, 2014, Het Nieuwe Huis, architect Barend van den Nieuwen Amstel
- Stissi, V. (2007). Amsterdam, het mekka van de volkshuisvesting, Sociale woningbouw 1909-1942. Rotterdam, Uitgeverij 010.
Lees meer...
1 aug 2014
Glas in lood trappenhal van Het Scheepvaarthuis beschadigd
Deze week is een deel van het monumentale glas in lood boven de trappenhal in het Scheepvaarthuis beschadigd. Vanwege het noodweer is een deel van het gepantserde glas, dat zich normaal gesproken boven het sierglas bevindt, gebroken en omlaag gevallen. Het glas in lood is ontworpen door Willem Bogtman en maakt onderdeel uit van het totaalkunstwerk waar verschillende architecten aan meewerkten onder leiding van Joan Melchior van der Meij. Wij hopen dat het netjes gerestaureerd kan worden.
Het glas in lood in betere tijden.
Een kijkje tussen het glas in lood en de bovenliggende beschermende constructie.
Zie ook onze eerdere artikelen over het interieur en exterieur van Het Scheepvaarthuis
Lees meer...
Het glas in lood in betere tijden.
Een kijkje tussen het glas in lood en de bovenliggende beschermende constructie.
Zie ook onze eerdere artikelen over het interieur en exterieur van Het Scheepvaarthuis
Lees meer...
31 jul 2014
SPQA Amsterdam in de Beurs van Berlage
Online blijft weblog SPQA vooralsnog op dezelfde plek, maar sinds kort worden de activiteiten van het blog verricht vanuit een nieuwe bijzondere locatie. Samen met andere ondernemers in de erfgoed- en architectuursector wordt kantoorruimte gehuurd in de Beurs van Berlage aan de Oudebrugsteeg. Een logische plek om neer te strijken. Niet alleen is de Beurs gebouwd in het tijdperk waar wij ons in interesseren, maar ook omdat Berlage in 1903 al onze naam op de gevel heeft aangebracht. Alsof hij wist dat wij 111 jaar later in zijn tempel van de handel zouden trekken, heeft hij aan de zijde van het Beursplein op de kolommen tussen de voordeuren de letters SPQA later aanbrengen.
Onze ruimte bevindt zich aan de andere zijde, aan het water. Deze zijde is veel minder bekend en bestaat uit verschillende ruimtes, waaronder enkele met bijzondere monumentale interieurs. Wij zijn de oorspronkelijke functie van deze ruimtes nagegaan.
Gesamtkunstwerk
Het belangrijkste doel van de nieuwe beurs was om de drie verschillende handelsbeurzen en aanverwante organisaties in Amsterdam samen te voegen in een nieuw modern gebouw. De voorloper, de Beurs van Zocher was te klein geworden en bovendien waren de graan- en effectenbeurs elders gevestigd. De nieuwe koopmansbeurs zou gaan bestaan uit drie grote hallen, met de twee voornoemde beurzen aan de zijde richting het Centraal Station en de goederenbeurs aan de zijde van de huidige Bijenkorf.
De Beurs is gebouwd tussen 1898 en 1903. Hoewel het gebouw wordt gezien als het eerste Nederlandse moderne gebouw en wordt het geprezen omdat decoraties er tot een noodzakelijk minimum werden gebracht, is het in onze moderne ogen nog steeds rijk versierd. De versieringen zijn echter veel subtieler en beter geïntegreerd met de constructie dan bij eerdere gebouwen. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de wereld van verschil met het er tegenover liggende Centraal Station dat slechts een ruim decennium eerder werd gebouwd (1889). Voor de totstandkoming van het programma van de Beurs gebruikte Berlage echter een unieke procedure, waarbij het principe van het gesamtkunstwerk tot het uiterste werd gedreven. Eerst liet hij dichter Albert Verweij aan de hand van twee thema’s voor de belangrijkste ruimtes en gebouwdelen kwatrijnen opstellen. De thema’s waren de handelsgeschiedenis en positie van Amsterdam en een toekomstige klasseloze utopische samenleving. Verweij verweefde met behulp van de dichtregels de functie van de ruimtes met een socialistische visie. Dit deed hij op zo een manier dat de kwatrijnen hierna konden worden gebruikt door verschillende ontwerpers en kunstenaars voor de verdere invulling van de decoraties. Naast Berlage (lampen, meubilair en hang- en sluitwerk) werden Lambertus Zijl (beeldhouwwerk), Jan Toorop, (tegeltableaus), Richard Roland Holst (muurschilderingen), Antoon Derkinderen (glas in lood) en Joseph Mendes da Costa (inrichting interieurs en meubilair) aangetrokken voor de verdere invulling van het gebouw.
Het totaalkunstwerk in haar verschillende verschijningsonderdelen: werk van Mendes da Costa, Derkinderen, Zijl en Toorop.
Multifunctioneel
De Beurs van Berlage was in eerste instantie natuurlijk een gebouw voor de handel. Wie echter denkt dat deze slechts uit de drie beurzen bestond, heeft het mis. De Beurs huisde vanaf de oplevering al verschillende nevenfuncties. Zo was ook de Amsterdamse Kamer van Koophandel in het gebouw gevestigd, aan het Beursplein, boven de goederenbeurs. Ook was er een postkantoor (aan de Beursstraat tussen de beurszalen in), een telefoonschakelstation, een politiebureau en verschillende vergaderzalen. Verder bevonden zich ook enkele aan de scheepvaart gerelateerde activiteiten in het gebouw. Zo was er de Schippersbeurs en het naastgelegen Schipperscafé op de hoek van de Oudebrugsteeg bij het Damrak. Én de Raad voor de Scheepvaart, waarover hierna meer.
De verzen in het Schipperscafé, hier samengesteld in één afbeelding, waren duidelijk minder serieus, klik voor groter.
Raadzaal van de effectenhandelaren
SPQA heeft zijn intrek genomen in de kantoren die voorheen bij de effectenbeurs hoorden.
Veel van de decoraties in dit deel verwijzen naar deze oorspronkelijke functie. De meest indrukwekkende ruimte is de Raadzaal van de Vereniging voor de Effectenhandelaren op de eerste verdieping. De kwatrijnen die Albert Verweij hier voor opstelde staan op de muren geschilderd. Binnen het thema nam hij naast een erkenning van geld als ruilmiddel van het volk ook duidelijk een waarschuwing op voor de gevaren die geld met zich meebrengt.
De verdere indeling en meubilair in de ruimte is ontworpen door Berlage, waarbij Joseph Mendes da Costa zorg droeg voor de symbolische beeltenissen. Zo bevindt zich boven de marmeren schouw een bronzen reliëf met vier figuren die de geldhandel voorstellen. De Handel en Rijkdom geven elkaar de hand boven grote gevulde geldzakken. Naast de Handel staat de Waarheid, naast de Rijkdom de Deugd. De goudenregenbomen verwijzen naar de positieve kant van de handel. Da Costa verwoordde zijn werk als volgt:
Aan een kast in de zelfde ruimte is houtsnijwerk opgenomen. Twee geknielde figuren die met beide handen geldstukken naar zich toe schuiven stellen de Geldzucht voor. Bovenop de kast waarschuwen vier kleinere figuren met kaartspel en roulettewiel voor de gelijkenis van de geldhandel met gokken. Verder komt op de muren veelvuldig een decoratie voor. Dit is het logo van de Vereniging voor de Effectenhandelaren. De letters VvdE worden bekroond door kleine gouden munten. Het logo wordt herhaald in het houtsnijwerk van de voorzitterstoel.
Al in 1912, negen jaar na oplevering, vertrokken de effectenhandelaren al naar het nieuwe gebouw aan Beursplein 5, waar de effectenbeurs nu nog steeds gevestigd is. Niet alleen was de ruimte in de Beurs voor hen te klein geworden door de opbloeiende economie, ook doet het verhaal de ronde dat de kapitalistische handelaren zich niet op hun gemak voelden in Berlage’s ruimtes met socialistische ondertonen. Hoewel de versieringen waarschuwend bedoeld waren, is het begrijpelijk dat de handelaren het als verwijt lazen.
Na het vertrek van de effectenhandelaren zijn de vrijgekomen ruimten in 1914 in gebruik genomen door de Raad voor de Scheepvaart. Dit was een rechtsprekend college dat onderzoek deed naar scheepsrampen en andere ongeregeldheden op schepen varend onder de Nederlandse vlag. Zij kon tuchtrechterlijke maatregelen uit spreken jegens de betrokken officier. Deze raad heeft nog tot 2010 bestaan, waarna deze is opgeheven. Vanaf dat moment hebben verschillende bedrijven en organisaties van de noord-oostvleugel gebruik gemaakt, totdat MeetBerlage de kans zag om hier een bedrijfsverzamelgebouw van te maken. Als zodanig heeft SPQA ruimte in het gebouw kunnen betrekken.
Palazzo Pubblico
In moderne publicaties wordt regelmatig gesproken over een Palazzo Pubblico wanneer men het over de Beurs heeft. Deze term slaat op een bewering die Berlage zou hebben gedaan tijdens de bouw, waarbij hij zijn toekomstige visie op het gebouw blootgaf. Hij voorzag dat de toenmalige functie van handelstempel waar hij het ontwerp voor maakte in de toekomst niet meer zou bestaan. In een utopische toekomst zou het gebouw kunnen worden herbestemd tot een volkspaleis waar verschillende functies die de mensen dienen in zouden trekken. Met deze gedachte zou hij het gebouw vanaf het begin al hebben ontworpen. Deels is deze voorspelling uitgekomen. De socialistische maatschappij zonder geld of handel is er niet van gekomen, maar de Beurs als multifunctioneel gebouw wel.
Bronnen:
- Bock, M (1995), De inrichting van de Beurs van Berlage - Geschiedenis en behoud. (Waanders, Zwolle)
- Bock, M (2003), De Beurs, een palazzo pubblico gevonden op: ArchiNed
- Polano, S (1988), Hendrik Petrus Berlage, Het complete werk (ICOB/Atrium)
- Singelenberg, P (1975), H.P.Berlage 1856-1934. Een bouwmeester en zijn tijd. (Bussum)
Foto's: SPQA Amsterdam
Zie ook ons eerdere artikel over Berlage
Lees meer...
Onze ruimte bevindt zich aan de andere zijde, aan het water. Deze zijde is veel minder bekend en bestaat uit verschillende ruimtes, waaronder enkele met bijzondere monumentale interieurs. Wij zijn de oorspronkelijke functie van deze ruimtes nagegaan.
Gesamtkunstwerk
Het belangrijkste doel van de nieuwe beurs was om de drie verschillende handelsbeurzen en aanverwante organisaties in Amsterdam samen te voegen in een nieuw modern gebouw. De voorloper, de Beurs van Zocher was te klein geworden en bovendien waren de graan- en effectenbeurs elders gevestigd. De nieuwe koopmansbeurs zou gaan bestaan uit drie grote hallen, met de twee voornoemde beurzen aan de zijde richting het Centraal Station en de goederenbeurs aan de zijde van de huidige Bijenkorf.
De Beurs is gebouwd tussen 1898 en 1903. Hoewel het gebouw wordt gezien als het eerste Nederlandse moderne gebouw en wordt het geprezen omdat decoraties er tot een noodzakelijk minimum werden gebracht, is het in onze moderne ogen nog steeds rijk versierd. De versieringen zijn echter veel subtieler en beter geïntegreerd met de constructie dan bij eerdere gebouwen. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de wereld van verschil met het er tegenover liggende Centraal Station dat slechts een ruim decennium eerder werd gebouwd (1889). Voor de totstandkoming van het programma van de Beurs gebruikte Berlage echter een unieke procedure, waarbij het principe van het gesamtkunstwerk tot het uiterste werd gedreven. Eerst liet hij dichter Albert Verweij aan de hand van twee thema’s voor de belangrijkste ruimtes en gebouwdelen kwatrijnen opstellen. De thema’s waren de handelsgeschiedenis en positie van Amsterdam en een toekomstige klasseloze utopische samenleving. Verweij verweefde met behulp van de dichtregels de functie van de ruimtes met een socialistische visie. Dit deed hij op zo een manier dat de kwatrijnen hierna konden worden gebruikt door verschillende ontwerpers en kunstenaars voor de verdere invulling van de decoraties. Naast Berlage (lampen, meubilair en hang- en sluitwerk) werden Lambertus Zijl (beeldhouwwerk), Jan Toorop, (tegeltableaus), Richard Roland Holst (muurschilderingen), Antoon Derkinderen (glas in lood) en Joseph Mendes da Costa (inrichting interieurs en meubilair) aangetrokken voor de verdere invulling van het gebouw.
Het totaalkunstwerk in haar verschillende verschijningsonderdelen: werk van Mendes da Costa, Derkinderen, Zijl en Toorop.
Multifunctioneel
De Beurs van Berlage was in eerste instantie natuurlijk een gebouw voor de handel. Wie echter denkt dat deze slechts uit de drie beurzen bestond, heeft het mis. De Beurs huisde vanaf de oplevering al verschillende nevenfuncties. Zo was ook de Amsterdamse Kamer van Koophandel in het gebouw gevestigd, aan het Beursplein, boven de goederenbeurs. Ook was er een postkantoor (aan de Beursstraat tussen de beurszalen in), een telefoonschakelstation, een politiebureau en verschillende vergaderzalen. Verder bevonden zich ook enkele aan de scheepvaart gerelateerde activiteiten in het gebouw. Zo was er de Schippersbeurs en het naastgelegen Schipperscafé op de hoek van de Oudebrugsteeg bij het Damrak. Én de Raad voor de Scheepvaart, waarover hierna meer.
De verzen in het Schipperscafé, hier samengesteld in één afbeelding, waren duidelijk minder serieus, klik voor groter.
Raadzaal van de effectenhandelaren
SPQA heeft zijn intrek genomen in de kantoren die voorheen bij de effectenbeurs hoorden.
Veel van de decoraties in dit deel verwijzen naar deze oorspronkelijke functie. De meest indrukwekkende ruimte is de Raadzaal van de Vereniging voor de Effectenhandelaren op de eerste verdieping. De kwatrijnen die Albert Verweij hier voor opstelde staan op de muren geschilderd. Binnen het thema nam hij naast een erkenning van geld als ruilmiddel van het volk ook duidelijk een waarschuwing op voor de gevaren die geld met zich meebrengt.
'Gewicht en maat wier norm een volk bewaart,
Slytloos metaal in dicht foedraal gesloten,
Zy 't zuivre brein : zijn zuivre koers verklaart
Wat roerselskoers verkleinen of vergrooten.’
‘Waar, die alle andre meet, het geld, en blaren
Wier waar, almaar 't vertrouwen, daalt en ryst,
Schat die 't gerucht én ’t werklyk schatbre pryst,
Symbool, soms vol, soms leeg, steeds vol gevaren.'
De verdere indeling en meubilair in de ruimte is ontworpen door Berlage, waarbij Joseph Mendes da Costa zorg droeg voor de symbolische beeltenissen. Zo bevindt zich boven de marmeren schouw een bronzen reliëf met vier figuren die de geldhandel voorstellen. De Handel en Rijkdom geven elkaar de hand boven grote gevulde geldzakken. Naast de Handel staat de Waarheid, naast de Rijkdom de Deugd. De goudenregenbomen verwijzen naar de positieve kant van de handel. Da Costa verwoordde zijn werk als volgt:
‘De rijkdom is vergezeld van de deugd, de handel van de waarheid
De geldzakken duiden het geld als handelswaar
De goudenregenboompjes duiden op de gevolgen van de gehele handeling’
Aan een kast in de zelfde ruimte is houtsnijwerk opgenomen. Twee geknielde figuren die met beide handen geldstukken naar zich toe schuiven stellen de Geldzucht voor. Bovenop de kast waarschuwen vier kleinere figuren met kaartspel en roulettewiel voor de gelijkenis van de geldhandel met gokken. Verder komt op de muren veelvuldig een decoratie voor. Dit is het logo van de Vereniging voor de Effectenhandelaren. De letters VvdE worden bekroond door kleine gouden munten. Het logo wordt herhaald in het houtsnijwerk van de voorzitterstoel.
Al in 1912, negen jaar na oplevering, vertrokken de effectenhandelaren al naar het nieuwe gebouw aan Beursplein 5, waar de effectenbeurs nu nog steeds gevestigd is. Niet alleen was de ruimte in de Beurs voor hen te klein geworden door de opbloeiende economie, ook doet het verhaal de ronde dat de kapitalistische handelaren zich niet op hun gemak voelden in Berlage’s ruimtes met socialistische ondertonen. Hoewel de versieringen waarschuwend bedoeld waren, is het begrijpelijk dat de handelaren het als verwijt lazen.
Na het vertrek van de effectenhandelaren zijn de vrijgekomen ruimten in 1914 in gebruik genomen door de Raad voor de Scheepvaart. Dit was een rechtsprekend college dat onderzoek deed naar scheepsrampen en andere ongeregeldheden op schepen varend onder de Nederlandse vlag. Zij kon tuchtrechterlijke maatregelen uit spreken jegens de betrokken officier. Deze raad heeft nog tot 2010 bestaan, waarna deze is opgeheven. Vanaf dat moment hebben verschillende bedrijven en organisaties van de noord-oostvleugel gebruik gemaakt, totdat MeetBerlage de kans zag om hier een bedrijfsverzamelgebouw van te maken. Als zodanig heeft SPQA ruimte in het gebouw kunnen betrekken.
Palazzo Pubblico
In moderne publicaties wordt regelmatig gesproken over een Palazzo Pubblico wanneer men het over de Beurs heeft. Deze term slaat op een bewering die Berlage zou hebben gedaan tijdens de bouw, waarbij hij zijn toekomstige visie op het gebouw blootgaf. Hij voorzag dat de toenmalige functie van handelstempel waar hij het ontwerp voor maakte in de toekomst niet meer zou bestaan. In een utopische toekomst zou het gebouw kunnen worden herbestemd tot een volkspaleis waar verschillende functies die de mensen dienen in zouden trekken. Met deze gedachte zou hij het gebouw vanaf het begin al hebben ontworpen. Deels is deze voorspelling uitgekomen. De socialistische maatschappij zonder geld of handel is er niet van gekomen, maar de Beurs als multifunctioneel gebouw wel.
Bronnen:
- Bock, M (1995), De inrichting van de Beurs van Berlage - Geschiedenis en behoud. (Waanders, Zwolle)
- Bock, M (2003), De Beurs, een palazzo pubblico gevonden op: ArchiNed
- Polano, S (1988), Hendrik Petrus Berlage, Het complete werk (ICOB/Atrium)
- Singelenberg, P (1975), H.P.Berlage 1856-1934. Een bouwmeester en zijn tijd. (Bussum)
Foto's: SPQA Amsterdam
Zie ook ons eerdere artikel over Berlage
Lees meer...
Labels:
A. Verweij,
Amsterdam Centrum,
Antoon Derkinderen,
Berlage,
Beurs van Berlage,
Jan Toorop,
Joseph Mendes da Costa,
L Zijl,
Richard Roland Holst,
SPQA-Am
Abonneren op:
Posts (Atom)