In Amsterdam zijn tijdens de Koude Oorlog een aantal grote schuilkelders aangelegd in de metrostations van de Oostlijn om de bevolking te beschermen in geval van een atoomaanval. De schuilkelders bestaan nog steeds en werden zelfs tot 1999 onderhouden. Op internet is aardig wat te vinden over het bestaan van de kelders, maar over de omvang van het project en de ontstaansgeschiedenis is niet veel algemeen bekend. De vele halve waarheden, schimmige herinneringen en complottheorieën die te vinden zijn, maken het mysterie en de onduidelijkheid compleet. Het mysterie wordt deels gevoed doordat vandaag de dag het tijdperk van atoomdreiging, spionage en angst voor het oprukkende communisme moeilijk is voor te stellen, maar ook omdat weinig mensen van het bestaan van de kelders afweten. Dat is tegenwoordig zo, maar het merkwaardige is, dat door onduidelijke redenen ook toentertijd niemand van de kelders op de hoogte was gesteld.
Er is echter, in verband met de huidige renovatie van de Oostlijn, in 2010 een fantastisch boek verschenen, uitgegeven door de gemeente, Amsterdam dat veel over de geschiedenis van de kelders duidelijk maakt. Een vernuftig geheel van Marc Mijer.
Lees hier het verhaal van de schuilkelders in de Amsterdamse metrostations.
Bij de aanleg van de Oostlijn in Amsterdam in 1977 zijn tevens maatregelen getroffen om de metrostations in geval van een atoomaanval ook bruikbaar te maken als schuilkelders. De stations hebben deze functie pas in 2004 verloren. Vanaf 2008 werden de installaties, waarmee duizenden mensen enkele weken in leven konden worden gehouden ontmanteld. In verband met de huidige grootscheepse renovatie van de lijn zijn de ruimtes gebruikt voor nieuwe moderne luchtinstallaties voor de metro. Ook is een deel van de kelders in gebruik genomen als serverruimte voor de Amsterdam Internet Exchange.
Vandaag de dag is het moeilijk voor te stellen dat een gemeente besluit om op verschillende plaatsen in de stad schuilkelders te laten bouwen voor haar inwoners. Toch was de angst voor een atoomaanval in de jaren ‘60 en ‘70 zeer reëel. Het bouwen van schuilkelders was een praktijk die in meer grote steden gemeengoed was en door Den Haag werd aangestuurd. De Amsterdamse schuilkelders in de metrostations waren de grootste onderdelen van een stadsbreed stelsel van (soms provisorische) schuilplaatsen.
Aanleiding
De schuilkelders werden vanaf 1970 gebouwd tegelijkertijd met de aanleg van de metro, maar het idee hiervoor stamt al van veel eerder. Al vrij snel na de Tweede Wereldoorlog, die mede was geëindigd met twee atoombommen, ontstond de wereldwijde gespannen periode tussen oost en west, de Koude Oorlog. Al in 1952 waren deze spanningen dusdanig opgelopen dat de Nederlandse overheid de Wet tot Bescherming van de Bevolking tegen de gevolgen van oorlogsgeweld invoerde. Daarmee werd de dienst Bescherming Bevolking in het leven geroepen die plannen moest maken ter voorbereiding op eventuele aanvallen. In datzelfde jaar verscheen het schuilplaatsenplan Amsterdam, een inventarisatie van het aantal schuilplekken en mogelijke locaties voor nieuwe. Hieruit bleek dat dat het aantal schuilplekken in de stad ruim onvoldoende was.
De gemeente zat hiermee zwaar in de maag, want het bouwen van voldoende schuilkelders voor alle inwoners zou astronomische kosten met zich meebrengen en daar kwam bij dat men geen zekerheid had dat het wel echt effectief zou zijn. Bij een directe inslag van een atoombom zou sowieso niets overleven. De klap zou zelfs de sterkst bepantserde bunkers wegvagen. Daar kwam bij dat de kleinschalige binnenstad van Amsterdam met smalle straatjes niet geschikt was voor het bouwen van grote kelders. De gemeente had dan niet het budget om voor iedereen een degelijke schuilplek te bouwen, maar niets doen was ook geen optie. Men besloot daarom om maar met het beschikbare budget kelders te bouwen die geschikt waren om mensen twee weken in leven te houden, die in de minimale behoeftes konden voorzien en zouden beschermen tegen radioactieve neerslag in geval van een inslag op een nabijgelegen locatie.
Halverwege de jaren zestig werd besloten om kosten te besparen door de bouw van schuilkelders te combineren met de bouw van andere projecten. Vooral de metrostations, waarvan in 1966 de eerste uitgewerkte plannen al worden gepresenteerd, lenen zich uitstekend voor dit plan. De bouw startte in 1970 en zou tot 1977 duren. Niet overal bleek het mogelijk om de schuilkelders te bouwen, maar vooral drie stations bleken goed geschikt. De Wibautstraat, het Weesperplein en de Nieuwmarkt. In de jaren '70 en '80 is ook bij station Waterlooplein een schuilkelder gebouwd met een verbinding naar het stadhuis. Deze was echter kleiner en bedoeld voor de burgemeester en het stadsbestuur. Op internet circuleert het verhaal dat alle stations bovendien onderling verbonden zijn door een aparte tunnel die helemaal tot aan Centraal Station zou lopen. Hoeveel hiervan waar is, is niet bekend.
De drie initiële stations konden respectievelijk 3.000, 5.000 en 3.000 personen huisvesten. Zeer interessant uit het boek is de lijst uit 1978 met alle 40+ schuilplaatsen in Amsterdam met de respectievelijke capaciteiten, welke laat zien dat de meeste kelders slechts enkele honderden mensen konden herbergen. Op de lijst zijn de kelders in de stations ook opgenomen en hier worden veel optimistischere cijfers genoemd. Er zal hier waarschijnlijk van een worst case scenario zijn uitgegaan. Het totaal aantal schuilplaatsen wordt hier aangegeven als 36.000 voor een bevolking van toentertijd bijna 900.000.
De plaats waar de schuifdeur komt te staan wanneer deze voor de ingang is geschoven. Achter de grijze plaat rechts zit de deur zelf.
De schuilkelders
De schuilkelders bestonden in feite uit de ruimtes van de stations zelf. Bij een aanval zouden de stations bij de perrons en bij de ingangen hermetisch worden afgesloten van de buitenwereld door middel van gigantische stalen deuren. Er zouden metrostellen de stations in worden gereden, welke waren bedoeld als verblijfsruimtes. In het geval er nog mensen achteraf naar binnen moesten waren er speciale tussenruimtes, de gassluizen. De deuren die naar deze ruimtes leiden waren verscholen achter specifieke muren, welke dan moesten worden doorgebroken, zodat de deuren bereikbaar werden. Zowel de stalen schuifdeuren als de deuren naar de gassluizen zijn nog steeds aanwezig. Hier bevinden zich nog steeds de douches die dienden om radioactieve deeltjes weg te wassen. Ook zijn hier stortkokers aanwezig om alle kleding in te deponeren. Naakt en gewassen ging men dan alsnog het station binnen.
De omgekeerde tafels aan het plafond van station Weesperplein.
Een ander mooi overblijfsel dat herinnert aan de functie als schuilkelder zijn de hangende witte panelen aan het plafond van station Weesperplein. Dit zijn op de kop hangende tafels die gebruikt hadden kunnen worden om aan te eten. In de stations waren niet voldoende bedden aanwezig, dus er was gerekend dat men hier in shifts gebruik van zou maken. De kelders hadden enkele dagen voorbereidingstijd nodig om alle voorraden in te slaan, voedsel, water en diesel voor de aggregaten. Lucht werd wel bovengronds gehaald, maar werd via een complex filtersysteem stralingsvrij gemaakt. Twee grote ruimtes dienden als toiletten. Men zou hier zonder schotten tussen de provisorische potten hebben gezeten.
Het personeel van de GVB, als dienst die het dichtste bij alle kelders stond had de verantwoordelijkheid en kreeg de kennis mee om in het betreffende geval alles te regelen. Zij wisten ook welke muren moesten worden opengebroken om de deuren naar de gassluizen bereikbaar te maken. De Dienst Publieke Werken was echter verantwoordelijk voor het onderhoud.
Voor wie waren de schuilkelders bedoeld?
Mijer kaart een interessant punt aan in het boek. Hij stelt dat het onduidelijk is voor wie de kelders nu eigenlijk bedoeld waren. Het was onmogelijk om iedereen een plek te geven, dus wie mochten dan naar binnen? Waren het diegenen die het eerste aankwamen? Werd er geloot? Of waren degenen die het meeste betaalden? Mijer stelt in zijn boek dat het feit dat er zo weinig mensen het bestaan van de kelders kent en kende, mogelijk komt omdat er alleen een select clubje Amsterdamse elite van de kelders op de hoogte was gebracht, zodat zij van een plek verzekerd waren. Waarschijnlijk gaat dit echter te ver richting complottheorie.
Vanwege de enorme kosten dat het bouwen van de kelders met zich meebracht was het onmogelijk om voor iedereen fatsoenlijke schuilkelders te bouwen, maar de angst voor de dreiging en de onzekerheid over wat deze dreiging precies inhield, spoorde de gemeente aan om in ieder geval iets te doen. Zoals ook al gezegd, waren de schuilkelders eigenlijk niet echt nuttig en misschien dat dit heeft gezorgd voor onduidelijkheid en conflicten de besluitvoering. De gemeente wist waarschijnlijk zelf ook niet goed wat men nu met de kelders aanmoest.
In geval van een directe inslag zouden de kelders zinloos zijn geweest. Bij het maximale aantal mensen waren er genoeg voorraden om het hooguit enkele weken vol te houden. De kelders waren bedoeld om te beschermen tegen radioactieve straling en fall-out (neerslag) bij een een inslag op grotere afstand. Bij een dergelijke matige dreiging kan men ook schuilen in kelders in een huiselijke omgeving, hetgeen begrijpelijk voor velen een voorkeur heeft. In het boek wordt dan ook beschreven dat de kelders in eerste instantie bedoeld waren voor toevallige voorbijgangers die niet op tijd hun eigen huis konden bereiken, omdat zij bijvoorbeeld niet in Amsterdam woonden en voor hen die zelf geen kelders hadden.
Ik kan mij voorstellen dat de gemeente goed op de hoogte was van dit beperkte nut en geloofde dat de onduidelijkheid hierover tot meer onzekerheid en onrust zouden zorgen en dat men daarom heeft besloten de situatie af te wachten voordat een besluit zou worden genomen. Al met al heeft de onduidelijkheid over wat de dreiging precies inhield gezorgd voor besluiteloosheid bij de gemeente en het gebrek aan informatie is te wijden aan het feit dat men zelf ook niet wist wat men de mensen moest vertellen.
Ook moet niet worden onderschat dat het hele gebeuren van atoombommen, schuilkelders en post-apocalyptische taferelen zeer surreëel overkwam. Er waren veel geruchten en mythes over hoe te schuilen en wat te doen tegen hittestraling, fall-out en hoe men overvliegende bommenwerpers kon herkennen ten opzichte van gewone vliegtuigen, dat de dienst Bescherming Bevolking niet echt serieus genomen werd. Een mooi voorbeeld is de persiflage van Harry Mulisch op de pamfletten die in 1961 werden uitgedeeld: “Wenken voor de bescherming van uw gezin en uzelf, tijdens de jongste dag”.
Een intrigerend gegeven is het feit dat het onderhoud van de kelders pas in 1999 werd gestaakt. In 2004 is de functie van schuilkelders van de stations definitief opgeheven en daarmee zijn zij niet meer in gebruik. Hiermee is officieel één van de laatste hoofdstukken van de Koude Oorlog afgesloten. De GVB, die altijd het beheer over de kelders heeft gehad hebben zo nu en dan mensen binnen gelaten voor reportages of voorstellingen, maar nu de lijn wordt gerestaureerd lijkt het er op, dat dit ook niet meer zal gebeuren.
In dit artikel was slechts beperkte ruimte voor tekst en afbeeldingen. Voor degenen die meer willen weten over de schuilkelders van Amsterdam kan ik ten zeerste het boek Een vernuftig geheel van Marc Mijer aanraden.
De kanteldeur om het perron af te sluiten, zoals deze nog steeds te zien is vanaf het perron Wibautstraat.
Bekijk ook ons artikel over de metrokunst van de Oostlijn.
Bronnen:
- Mijer, M, 2010, Een vernuftig geheel, een kleine geschiedenis van de metroschuilkelders in Amsterdam, DIVV Gemeente Amsterdam
- geschiedenis24.nl voor meer informatie over Bescherming Bevolking (de "BB")
Afbeeldingen:
- Metro entree, kanteldeur, schuifdeur, Station Weesperplein: SPQA Amsterdam
- Veldbedden, lijst 1978: Stadsarchief Amsterdam
Tot slot nog wat beeldmateriaal over de schuilkelders.
De Bunker is een project van de Filmacademie en gaat over de schuilkelder bij het Waterlooplein/ Stopera.
Een aflevering van "Onze Schatten" op de NTR over onder andere de schuilkelders in de metro. (Vanaf 13:15)
weten jullie waar ik het boek kan krijgen, waar jullie het over hebben? (een vernuftig geheel)
BeantwoordenVerwijderenBeste Sander,
BeantwoordenVerwijderenIk heb even gezocht en zag dat het boek inderdaad nergens meer te vinden is. Als je een e-mail stuurt naar ons adres (spqa.am@gmail.com) kunnen we je een kopie sturen.
CBS: We got the key.
BeantwoordenVerwijderenIk had ook gehoord dat je in de jaren zeventig het hele traject kon lopen. Van Centraal Station kon je zo via de kelders naar het Waterlooplein (stadhuis) en van daar uit helemaal naar de Wibautstraat.
BeantwoordenVerwijderenbeste redactie
BeantwoordenVerwijderenik zou ook graag een exemplaar van het boek ontvangen Hebben jullie er nog een?
alvast bedankt
alvast bedankt
teun wijnkooper (tfwijnkooper@hetnet.nl)
Heeft iemand van dat bezoek aan die atoombunker bij Weesperplein toevallig een contactpersoon?
BeantwoordenVerwijderenIk geef het vak geschiedenis aan een groep ouderen. Zij volgen het havo examenprogramma en krijgen daarin het thema van de Koude Oorlog. Nu past zo'n bezoek aan die atoombunker natuurlijk prachtig bij dat onderwerp.
Hopelijk kan iemand daarmee helpen. Bedankt!
Heeft iemand van dat bezoek aan die atoombunker bij Weesperplein toevallig een contactpersoon?
BeantwoordenVerwijderenIk geef het vak geschiedenis aan een groep ouderen. Zij volgen het havo examenprogramma en krijgen daarin het thema van de Koude Oorlog. Nu past zo'n bezoek aan die atoombunker natuurlijk prachtig bij dat onderwerp.
Hopelijk kan iemand daarmee helpen. Bedankt!