Op 14 januari verscheen het eerste deel over Hotel The Grand. Het gebouw, voorheen het stadhuis van Amsterdam, bestaat uit een zeventiende eeuws deel waar later door Nicolaas Lansdorp een vleugel aangebouwd is in de Amsterdamse School stijl. Deze week meer aandacht voor het prachtige interieur.
(Bekijk ook het eerste deel van dit artikel over het Raadhuis.
De raadzaal
Tegelijk met de bouw van de Nieuwe Vleugel werd het Admiraliteitsgebouw van buiten gerestaureerd en van binnen geheel vernieuwd. De oude raadzaal op de eerste verdieping werd uitgebroken en vervolgens verbouwd naar ontwerp van Willem Penaat (1875-1957). Penaat was interieur- en meubelontwerper, textielkunstenaar, edelsmid en organisator. Hij was onder meer voorzitter van de Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst, die in 1904 was opgericht. De doelstelling van de vereniging was de ontwikkeling van ambachts- en nijverheidskunst te bevorderen en de belangen van de beoefenaars van die kunst te behartigen.
Penaat ontwierp de raadzaal als een ‘Gesamtkunstwerk’. Hierbij worden alle onderdelen door één hoofdgedachte geleid en door één persoon tot zijn geheel geregisseerd. Alles in de raadzaal is, waaronder de wandbetimmering, , lichtarmaturen, meubels en zelfs de deurknoppen, ontworpen als een geheel. De meubelen zijn van Penaat zelf, maar de verdere invulling van zijn ontwerp besteedde hij uit aan beeldhouwers als Joseph Mendes da Costa, Hildo Krop, John Raedecker en aan A. Fortuin voor sculpturen en gebonden houtsnijwerk; Frits Lensvelt voor de lampen en Gerrit Lantman voor de deurknoppen. Johan Thorn Prikker maakte de schilderingen achter de tafel van Burgemeester en Wethouders die , door de voortijdige dood van de schilder, onvoltooid bleven.
Als men de kunstwerken in de zaal afzonderlijk bekijkt, herkent men de verschillende stijlen van de kunstenaars. Er is symbolisme bij Krop aan de rechterzijde van de zaal, expressionisme bij Mendes da Costa aan de linkerzijde, en een laat idealistisch symbolisme bij Thorn Prikker. Maar de raadzaal is niet alleen mooi om naar te kijken, er is ook veel symboliek verwerkt in al deze kunstwerken. Er is geen detail of het heeft een diepere betekenis, overigens steeds verwijzend naar zeer conventionele en brave deugden en idealen.
De zes figuren van Thorn Prikker staan voor goede deugden. Dit is ook te zien bij de werken van Mendes da Costa: zij symboliseren de wijsheid, de daad, de eensgezindheid en de liefde. Bij Hildo Krop komen we terecht in het glorieuze verleden van Amsterdam, met Gijsbrecht van Aemstel en de eerste scheepvaart naar Indië, die ook gelijk de groei van de stad in de zeventiende eeuw symboliseert; daarnaast de arbeid in de vorm van een mannenfiguur gelfankeerd door de nijverheid, wetenschap, kunst en handel en daarnaast de toekomst gesymboliseerd door een vrouw met een kind. Maar ook de koloniale rijkdom komt aan bod, voorgesteld als tabak, koffie en thee en de ondernemingslust door de vier windstreken uitgebeeld als dieren: een ijsbeer voor het noorden, een olifant voor het oosten, een kameel voor het zuiden en een bizon voor het westen. Tegen de achterwand van de raadzaal bevindt zich een beeld van Raedecker van drie vrouwen. De middelste van deze twee is de Stedenmaagd die Amsterdam symboliseert. Hetzelfde onderwerp zagen we ook al bij het houtsnijwerk van Krop. De dames aan weerzijde van de stedenmaagd dragen beide een bootje op hun handen; zij verbeelden de belangrijkste waterweg van de hoofdstad: de Amstel en het IJ.
Toch is er iets eigenaardigs aan deze zaal waar al deze kunstenaars samen hebben gewerkt. Als totaal maakt de zaal diepe indruk. Maar als men echter naar de details kijkt, dan moet men vaststellen, dat er geen enkel figuur is dat uitgebeeld is op een wijze die bijzonder verrast. Van een persoonlijke visie van de kunstenaar op bijvoorbeeld het nationale verleden is geen sprake. De gekozen symboliek is traditioneel. Hier wordt ons een gaaf wereldbeeld voorgespiegeld.
Trouwkamer
In de Nieuwe Vleugel bevindt zich nog een bijzondere zaal, de Trouwkamer Eerste Klasse, gedecoreerd door Chris Lebeau (1878-1945). Lebeau toonde al jong aanleg voor tekenen en ging van 1892 tot 1895 naar de Amsterdamse Kunst Nijverheid Tekenschool ‘Quellinus’. Vervolgens ging hij van 1895 tot 1899 naar de Rijksschool voor Kunstnijverheid. Als kunstenaar bleef Lebeau de Jugenstil of Art Nouveau altijd trouw, eerst in de kunstnijverheid, later in een grote verscheidenheid van kunstvormen, waarbij hij steeds gefascineerd werd en zich verdiepte in voor hem nieuwe technieken.
Voor de trouwkamer heeft Lebeau de wandschilderingen en het glas-in-lood ramen ontworpen in Art Nouveau stijl. Het verhaal dat wordt verteld is simpel en past heel goed bij deze kamer: meisje en jongen ontmoeten elkaar en een brandend hartje laat zien dat zij verliefd worden. De reine maagd draagt een lelie, zij laat zich niet verleiden door geschenken als een spiegel, ijdelheid, of door de luxe van juwelen, geld en drank. De reine jongen links van de deur draagt een uil die zijn hele romp bedekt. De uil staat voor de wijsheid die de jongen bezit en die hem weerhouden van onkuise begeerten.
Op het glas-in-lood raam vindt de bruiloft plaats. De personen zijn allen gekleed in kleding in jaren ’20 stijl, ook de periode waarin deze kamer ontworpen werd. De gasten geven cadeautjes aan het bruidspaar als in een processie. Hierbij werd Lebau geïnspireerd door een ceremonie de Lebeau had meegemaakt aan het hof van de sultan in Yogyakarta in Indië. Als we verder gaan komen we bij het familieleven waarbij de ouderlijke zorg voor het kind centraal staan.
Niet alleen het verhaal wat op de muren wordt verteld is bijzonder, ook de uitvoering er van is dat. Op een zachtgroene achtergrond zijn contouren aangebracht in olijfgroen, turkoois en paars met accenten van oranje en goud. Men ziet menselijke figuren vlak, zonder perspectivische diepte, volgens een ritmisch patroon, waarin de lijnen telkens naar het ovaal toegebogen worden. De lijven van de figuren zijn langgerekt en de ogen en monden als een masker. De ruimte tussen de hoofdfiguren is opgevuld door engelen in lange gewaden, die zingen, op lange trompetten blazen, of met vreemde, klauwachtige handen de harp bespelen. De rest van de ruimte tussen de personen wordt gevuld met bloemmotieven en reeksen kleine engeltjes. Ook het plafond is geheel in dezelfde kleuren beschilderd. Ondanks dat het grootste deel van de trouwkamer ontworpen is door Lebeau, hebben ook hier meerdere kunstenaars aan gewerkt. Het tapijt is van A. Grimmon, het houtsnijwerk op de deuren van B. Richter en de lampen van J. Eisenloeffel.
Wandschildering Karel Appel
Enkele jaren na de oorlog zou het gebouw opnieuw een rol spelen in de ontwikkeling van de Amsterdamse kunst. COBRA-schilder Karel Appel maakte in november 1949 een wandschildering in de kantine van het stadhuis in opdracht van de gemeente. De COBRA-beweging ontstond in 1949 en was een internationale kunstbeweging waarin kunstenaars uit Kopenhagen, Brussel en Amsterdam een belangrijk aandeel hadden. Karel Appel (1921-2006) bezocht de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. De werken van Picasso deden hem op zoek gaan naar zijn eigen vormentaal.
Op de betrekkelijk kleine wand van de langgerekte ruimte bracht Appel een sobere compositie aan van enkele grote, matte kleurvlakken, waarin forse zwarte lijnen de contouren van hongerende kinderen waren aangegeven. De gezichten bestaan alleen uit twee zwarte stippen die de ogen aanduiden. De wandschildering kreeg de titel ‘Vragende Kinderen’. Appel deed zijn inspiratie voor de wandschildering op tijdens een treinreis naar Kopenhagen toen hij op de stations waar hij langs kwam hongerige kinderen van het naoorlogse Duitsland had zien bedelen. Deze kindergezichtjes zijn terug te zien op de wandschildering. De wandschildering werd door het gemeentebestuur geaccepteerd, maar door de ambtenaren die hun pauzes in de kantine hielden niet. Ze vonden het werk lelijk, belachelijk en onrustig. Ze vonden het maar niks om te moeten lunchen onder de blik van vragende kinderen. Eind 1949 werden de Vragende Kinderen achter een schot verborgen.
Van stadhuis tot hotel
Nadat het Princenhof jarenlang dienst had gedaan als stadhuis, verliet het gemeentebestuur in 1987 het oude stadhuis om zich te vestigen in het nieuwe stadhuis. Het lot van het Princenhof was enige tijd onzeker, maar in 1992 opende hotel The Grand haar deuren. Het Princenhof werd verbouwd, waarbij alle originele details bewaard zijn gebleven zodat deze tot op de dag van vandaag te bewonderen zijn.
Bekijk ook foto's van het beeldhouwwerk aan de buitenzijde van het gebouw op Verbeeldingsblog
Bron:
- Roegholt, R., Hotel the Grand Amsterdam. Een kleine cultuurgeschiedenis van het gebouw (Amsterdam 1995).
Foto's:
- Gebouw: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam
- wandschildering Karel Appel: Geschiedenis24
Geen opmerkingen:
Een reactie posten