Op 5 januari werd al aandacht geschonken aan de architect Nicolaas Lansdorp. Hij ontwierp de nieuwe vleugel van het toenmalige raadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam. Maar niet alleen de nieuwe vleugel was ontworpen in Amsterdamse School stijl, ook het interieur werd aangepast.
In twee artikelen zal aandacht worden geschonken aan het prachtige interieur. Deze week deel 1.
Korte geschiedenis
Oorspronkelijk waren hier twee kloosters, het Ceciliënklooster (1411) en het Catharinaklooster. Op 26 mei 1578 vond in Amsterdam de Alteratie plaats. Hierbij werd het katholieke stadsbestuur afgezet. Het stadsbestuur kwam voornamelijk in handen van Calvinisten. De parochiekerken en kapellen kregen nieuwe namen en de kloosters kregen een niet religieuze functie. Zo ook het Ceciliën- en Catharinaklooster.
Het Ceciliënklooster werd ingericht als logement voor ‘Princen en Groote Heeren’ en kreeg de naam Princenhof. Personen die hier logeerden waren onder andere Willem de Zwijger en zijn zonen prins Maurits en prins Frederik Hendrik en ook Maria de Medici. Een deel van het Catharinaklooster werd in gebruik genomen door de Admiraliteit.
Toen er in 1647 een nieuw herenlogement in gebruik werd genomen, kwam het Princenhof vrij. De Admiraliteit wilde ook graag het Princenhof in gebruik nemen. In 1652 brandde echter het oude stadhuis op de Dam af en het Princenhof diende van 1652-1655 als tijdelijk stadhuis. In 1655 kwam het nieuwe stadhuis op de Dam, huidige Paleis op de Dam, af en kon de Admiraliteit het Princenhof in gebruik nemen en liet op de scheidslijn tussen de twee klooster een nieuw hoofdgebouw bouwen. Op het hoofdgebouw is een fronton naar ontwerp van Daniël Stalpaert te zien. Het symboliseert de macht van de Admiraliteit: de tuin van Holland wordt bewaakt door een leeuw met twee ankers in zijn klauwen. Hierop is het beeldmerk van het hotel gebaseerd. De leeuw wordt geflankeerd door beelden van de Gerechtigheid, de god Mars en de zeegod Neptunus. De windwijzers op het dak stellen de schepen van de vlagvoerende opperofficieren van de Admiraliteit voor en ook hier is weer het wapen, namelijk de gekruiste ankers, weer terug te zien. Het hoofdgebouw vormt nu de hoofdingang van het hotel.
De functie van het gebouw veranderde weer in 1808 toen koning Lodewijk I, de jongere broer van Napoleon, het stadhuis opeiste en het stadsbestuur moest verhuizen naar het Princenhof. Ook na de terugkeer van de Oranjes bleef het voormalig stadhuis op de Dam een paleis. Het stadsbestuur bleef tot 1987 in het Princenhof. In de loop der eeuwen zijn er aan de oorspronkelijke kloosters heel wat veranderingen en toevoegingen aangebracht, waaronder de vleugel uit 1926 in Amsterdamse Schoolstijl. Na een grondige verbouwing opende Hotel The Grand in 1992 haar deuren.
De Nieuwe Vleugel
Nicolaas Lansdorp (1885-1968) was sinds 1919 verbonden aan de dienst Publieke Werken. Hij bouwde in Amsterdam veel scholen, waaronder het Vossius-gymnasium in Oud-Zuid. Vanaf 1932 werd hij hoogleraar in Delft met als speciale opdracht het ontwerpen van grote gebouwen. Ook in dit gebouw zien we duidelijk elementen van de Amsterdamse School terugkomen: het gebruik van bakstenen, een aparte hoekoplossing, een toren en het meest opvallend: de beeldhouwwerken.
De beeldhouwwerken op het gebouw zijn ontworpen door Hildo Krop (1884-1970). Jarenlang had hij bijna het monopolie van beeldhouwkunst in de openbare ruimte van Amsterdam. Dit kon doordat hij, net zoals Lansdorp, verbonden was aan de dienst Publieke Werken. Als kind van zijn tijd werkte hij in een stijl die varieerde van Jugendstil idealisme tot socialistisch realisme: slanke engelen met wuivend haar en bezwerende handen, of stoere arbeiders en arbeidsters met wapperend haar en gereedschap in de hand.
In de gevelsculpturen op dit gebouw treffen we allerlei symbolen aan voor bestuurlijke deugden als eenvoud en moed, ofwel van hardwerkende mannen- en vrouwfiguren, symbolen voor noeste arbeid. De gebeeldhouwde koppen van de granieten pijlers vertolken een bredere symboliek, zoals het ‘Raadsel van het begin’, het ‘Noodlot’ en de ‘Mens en de Oneindigheid’. Het idealistische beschermende karakter van de sculpturen sluit aan bij het ideaal van de Amsterdamse School: mooi bouwen teneinde de mens moreel te verheffen.
Het trappenhuis en houtsnijwerk van Hildo Krop
Het trappenhuis, een typerend Lansdorp-element, vormt de schakel tussen het oude Admiraliteitsgebouw en de nieuwe Amsterdamse School vleugel. Het trappenhuis is versierd met glas-in-lood ramen van Richard N. Roland Holst (1868-1938). Hij studeerde van 1885 tot 1890 aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam en was daar vanaf 1918 docent en van 1926 tot 1934 directeur.
Roland Holst werd beïnvloed door de Arts and Crafts beweging van William Morris en legde zelf vooral de nadruk op ambachtelijke zuiverheid en schone vorm. Daarbij hechtte hij grote waarde aan samenwerking tussen verschillende kunstenaars. De voorstelling die hij voor de glas-in-lood ramen ontwierp was erg traditioneel: Gijsbrecht van Aemstel als de ‘stichter’ van de stad Amsterdam naast voorstellingen van de arbeid, bron van welvaart en goede zede. Gijsbrecht van Aemstel is een toneelstuk geschreven in 1637 door Joost van den Vondel. Het verhaal speelt in 1304 gaat over Gijsbrecht die betrokken zou zijn bij de moord op Floris V. Hierdoor wordt Amsterdam een jaar belegerd door de omliggende dorpen. Gijsbrecht bleef om Amsterdam te verdedigen, maar moest uiteindelijk opgeven en vluchten. De glas-in-lood ramen zijn geschonken aan Amsterdam door Rotterdam vanwege het 650 jarig bestaan van Amsterdam.
Naast het trapje dat naar de raadzaal leidt is een groot houtsnijwerk paneel te zien, ontworpen door Hildo Krop. Het is gemaakt van mahonie- en koromandelhout. Net zoals bij het glas-in-lood van Roland Holst, is ook hier voor een zeer traditioneel onderwerp gekozen: de Stedenmaagd van Amsterdam. De Stedenmaagd staat voor de verpersoonlijking van een stad of streek in de vorm van een maagd en kwam al in de oudheid voor.
In het houtsnijwerk vormt de Stedenmaagd het middelpunt van de stad. In haar hand heeft ze de keizerskroon die ook terug te vinden is in het wapen van Amsterdam. De Stedenmaagd wordt omringd door enkele belangrijke Amsterdamse gebouwen en kerktorens. Ook de grachten zijn goed te herkennen op het houtsnijwerk. Zoals al eerder genoemd is het een erg traditioneel onderwerp dat verwijst naar de zeventiende eeuw en lijkt ook op zeventiende eeuwse stadsplattegronden. Het houtsnijwerk bevindt zich op de rand tussen het oude Admiraliteitsgebouw en de Nieuwe Vleugel en vormt zo een mooie symbolische verbinding.
Lees hier het vervolg: Hotel the Grand (2)
Voor meer informatie:
- Roegholt, R., Hotel the Grand. Een kleine cultuurgeschiedenis van het gebouw (Amsterdam 1995)
Foto's:
- Gebouw: SPQA Amsterdam
- Ajour Hildo Krop: Beeldbank stadsarchief
Overzichtelijk verhaal, grotendeels van de hand van Roegholt. Wat uw tekst 'rijker' zou maken is een wat persoonlijker beschrijving. Waarom noemt Roegholt e.e.a. traditioneel, wat zou dan vernieuwend zijn geweest? Verder zou ik altijd meer dan een bron/tekst gebruiken, vergelijken en zelf ook kijken.
BeantwoordenVerwijderenHet gebrandschilderd glas in het trappenhuis, uitgevoerd door Roland Holst is intrigerend, maar wat is waar nou precies te zien? U schrijft Roegholt over, maar wat de afgebeelde scenes nu precies uitbeelden (welke persoon is/doet wat, welke verhalen, en aan wat de kunstenaar zijn programma heeft ontleend, blijft onduidelijk, bij Roegholt en bij u dus ook. Sorry, maar dit moest me even van het hart.